in mij de nieuwsgierigheid, de weetlust en de liefde voor dieren heeft gewekt.
- U zult ook wel heel andere herinneringen aan uw peter-oom bewaard hebben?
- Dat is de vraag, die gewoonlijk volgt op de voorgaande! Inderdaad. Toen Gezelle stierf in 1899, was ik 28 jaar. Gij kunt echter wel denken, indien er belangrijke mededelingen te doen waren over mijn betrekkingen met mijn oom, zou ik daar geen 50 jaar mede gewacht hebben.
Tot beter begrip moeten die betrekkingen beschouwd worden in overeenstemming met aard en karakter, die eigen zijn aan de Gezelle-familie in 't algemeen. Allen om 't even waren ze zwijgzaam, gesloten, ingekeerd, eigenzinnig, stug, - bekend als ‘aardigaards’. Er worden al meer legenden gesponnen rond het leven van de mens Gezelle, de dichter daargelaten. Gezien die eigenaardigheid in heel de Gezelle-familie, hebben wij onze Oom nooit anders dan als oom gekend - nooit en niet in 't minst als dichter. Hij boezemde ontzag in; als priester beschouwden wij hem als een voorname persoon, voelden wij ons een beetje schuchter om voor hem te verschijnen.
- Wat zijn uw oudste herinneringen aan hem?
- Uit mijn verre kindsheid heb ik de indruk bewaard van die geheimzinnige studeerkamer, in 't halfduister, met matglazen vensters, een lange schrijftafel en twee grote, wijde lederen ligstoelen aan weerskanten van de schouw. Het was mij een hoogste weeldegenot in die zetels te mogen liggen... de enkele keren dat we in dat heiligdom toegelaten werden. Voor 't meerendeel gerochten we niet verder dan de keuken, bij de meid, waar we bovendien wel op 't hert gedrukt werden: geen gerucht te maken! 't Gebeurde dan dat nonkel Guido uit zijn kamer te voorschijn kwam, met zijn baret achteruit geschoven op de kale schedel, een stenen pijp stopte en bleef praten met mijn moeder, terwijl ik stil mocht blijven luisteren en er van mij geen notitie genomen werd.
Als ik er nu aan denk: als knaap heb ik me mijn oom nooit anders voorgesteld dan als een oud man, en ik moet me nog altijd vergewissen dat hij slechts 69 jaar was toen hij stierf.
Streuvels verzonk even in een mijmering en vervolgde dan:
- Ik zou het schoon hebben om er op los te fantaseren, anecdoten uit te vinden en de lopende legenden nog wat aan te vullen - niemand zou me tegenspreken, daar ik allengs van de oudste overlevenden word, die Gezelle persoonlijk gekend hebben.
Het gaat met het uitbeelden van de mens, gelijk met de beeltenissen die men er later van maakt. Het helpt er niet aan dat er van Gezelle foto's bestaan, een borstbeeld door Jules Laga geboetseerd, waarvoor Gezelle geposeerd heeft, - er ontstaan maar altijd opnieuw gefantaseerde afbeeldingen, die met de oorspronkelijke geen uitstaans hebben, - caricaturen geworden, zodat de huidige generatie en de volgende geen onderscheid meer zal kunnen maken, van zijn ware gedaante en voorkomen een verkeerde voorstelling zal krijgen.