In de hedendaagse Italiaanse letterkunde is Papini de grootste, zij het dan ook de meest omstreden figuur. Hij is thans 67 jaar oud. Als de grootste wordt hij erkend door een groot aantal, en van de meest vooraanstaande critici, niet enkel in zijn eigen vaderland maar over de beschaafde wereld, en bovendien door de tienduizenden, de honderdduizenden lezers die zijn werken, in al de cultuurtalen vertaald, met onverzwakte belangstelling, lezen en bewonderen. En het ziet er vooralsnog niet naar uit dat zijn roem spoedig zal tanen.
In ons land is zijn naam pas doorgedrongen, even na de eerste wereldoorlog, in 1921 of '22, toen zijn beroemde Storia di Christo in het Nederlands was vertaald. Dit werk, dat zijn bekering inluidde tot het Katholicisme, wekte tevens belangstelling voor de mens, de kunstenaar en zijn vroegere bedrijvigheid. Want in zijn eigen vaderland was Papini toen reeds sedert jaren bekend en befaamd.
Hij werd geboren te Firenze, op 9 Januari 1881. Zijn vader had als vrijwilliger gediend in het leger van Garibaldi. Als knaap reeds werkte hij mede aan letterkundige revues, in handschrift. Hij bezoekt de normaalschool van zijn vaderstad en wordt 20 jaar oud, met een cursus belast over de moderne filosofen, in de volksuniversiteit van Firenze. Het jaar 1903 betekent een mijlpaal in zijn ontwikkeling. Dat jaar nl. sticht hij het tijdschrift ‘Leonardo’ waaraan medewerken G. d'Annunzio, G. Borgeso, Miguel de Unamuno, Ardengo Soffici, e.a. Dit tijdschrift, in wiens programma godsdienst, kunst en philosophie werden ondergeschikt gemaakt aan een soort van heidens idealisme dat het leven verheerlijkte hield het vol tot in 1907. Intussen was Papini in betrekking gekomen met Benedetto Croce, had medegewerkt aan diens revue ‘La Critica’, en had in Zwitserland contact gehad met Bergson, en zijn eerste werken in het licht gegeven, die heten: ‘Tragico Quotidiano’ en ‘Il Crepuscolo dei Filosofi’. Beide boeken kwamen van de pers in 1906. Het eerste is een verzameling van vertellingen, waarin werkelijkheid en fantasie innig met elkaar zijn verweven; het tweede bevat beschouwingen over de filosofen Kant, Hegel, Schopenhauer, Comte Spencer, Nietzsche. Ze worden afgemaakt onder zijn handen, met het vlijmscherp wapen van zijn spot, zijn verguizen zijn verachting.
In 1908 stichtte hij, samen met zijn vriend Prezzolini, het tijdschrift ‘La Voce’, voor letterkunde en philosophie.
‘La Voce’, De Stem, heeft zeker in grote mate bijgedragen om Italië en de jonge Italiaanse geest ook in het buitenland te leren kennen en waarderen. Prezzolini heeft daarin de grote hand gehad.
Papini is intussen in het huwelijk getreden, schrijft verwoed, geeft boek na boek in het licht, sticht samen met Amandola een tijdschrift voor philosophie ‘l'Anima’, en laat in 1912 een werk verschijnen dat als een meesterwerk doorgaat, zijn bekende ‘Un uomo finito’.
Toen hij jaren lang hele dagen en halve nachten aan zijn schrijftafel had gezeten, gestudeerd met ijver en met woede zich de verschillende philosophische en andere systemen had eigen gemaakt, toen kwam de moedeloosheid, de ontmoediging hem overvallen en hij voelde zich een man die bij de eindpaal is geraakt die geen hoop en geen verlangens meer durft koesteren en geen licht ziet op zijn weg, evenmin als in zijn eigen gemoed. In dit werk beschrijft hij zijn gemoedstoestand, nu hij denkt aan het einde gekomen te zijn van zijn tocht. Zijn leven was een hartstochtelijk zoeken naar de kern, het wezen van de dingen, maar het zoeken is op een falen uitgelopen, een falen op het terrein van de geest.
Betekende dit het einde van Papini, de denker, de schrijver, de onrustige zoeker in de verborgenheden van de menselijke geest? Het tegendeel is waar. Want het leek of het werk dat behalve om zijn inhoud, eveneens om zijn schitterende stijlkwaliteiten, een ruime belangstelling ten deel viel, de schrijver tot het in zicht bracht dat hij, veel meer dan aan een eindpunt, aan een nieuw begin stond in zijn evolutie.
Samen met zijn vriend Ardengo Soffici-schilder en schrijver, sticht hij in 1913 het tijdschrift Lacerba, dat een tijd lang zijn kolommen openstelde voor het futurisme, de theorie van Marinetti die op dat ogenblik opgeld deed. Niet lang evenwel zou Papini samengaan met de Marinettisten, zoals de volgelingen van de Italiaanse futurist zichzelf betitelden; reeds in 1914 verwijt hij Marinetti zijn tekort aan geestelijke inhoud en scheidt van het futurisme. In Parijs, waar hij onmiddellijk voor de oorlog van '14 verblijft, beweegt hij in de meest vooruitstrevende kringen van het