Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 94
(1949)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Henriette Roland Holst
| |
[pagina 132]
| |
aan het lagere aardsche, het gemeene,
en op haar vleugelen ons voert omhoog;
zij voert ons mede in een wijde boog,
waar wij van vreugde en verrukking weenen.
Van de kleine dingen van het leven
en de verwarring van het aardsch gevoel
worden wij door de muziek ontheven;
ons te verheffen is haar eenig doel.
O, hoe vol verrukkelijke uren
is het leven vol betoovrend schoon,
maar het kan niet eeuwig duren
en wij hebben hier geen vaste woon.
Broeder Dood is naderbij gekomen
en hij ziet ons vragend aan:
‘Ge voelt toch voor mij geen schromen?’
Zie: Dat is een kinderlijke waan.
Dan reikt Christus ons zijn milde handen.
Wij grijpen ze en voelen ons gerust.
Ginds verscheemren de lage levenslanden
en wij varen naar de hemelsche kust.
|
|