Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 94(1949)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Hubert van Herreweghen Van de dood Gij denkt: het is nog altijd Zomer maar in October kermt de wind; gij voelt u ouder, voelt u lomer als de donkere Herfst begint; de kleine schaduwen die sliepen rijzen ontzaglijk in ons recht, echo's van hen die stervend riepen horen wij als de vrouw iets zegt; haar haren geuren naar hun haren, haar ogen breken als hun oog, gruwlijke klacht, gelijk hun staren wanneer de dood zich nederboog; haar mond wordt grauw rond zwarte tanden gelijk hun lippen, grauw en zwart, de knokkels door de huid der handen als een geraamte, dun en hard. Herfst is 't vergift dat ons vergeven heeft, is de rotte medicijn die alle droefheden van 't leven oprispt tot wij geradbraakt zijn. Met ogen als van zieke dieren kruipen wij in het huis, de krocht in, waar de behangselpapieren bebloemd zijn van de verf en 't vocht; [pagina 16] [p. 16] sidderende, opgejaagde boeven zijn wij, op zoek naar toeverlaat voor angsten die als wieken zoeven, doodsvleugels raken ons gelaat. Hier lagen vaderen te staren blind naar een kobold op de muur, bereden door de hellemaren, getormenteerd door 't eeuwig vuur. Vocht tekent zee en schiereilanden en duivels op melaatse muur. Mijn vaadren wrongen klam de handen, woelend tot het afgrijslijke uur. Wij bukken het hoofd en gaan binnen en sluiten de deur op de Herfst, maar de gewarige vijf zinnen krimpen samen voor het bederf: dit jaargetijde is deze kamer vol met de halo van de dood; door de nevelen schreit gestamel van een man in de laatste nood; wind waait, gij hoort geruisen, klanken en stem, een zinloos woord, van hen die eens in deze huizen woonden en lang zijn overboord, zij huilen in de wind als honden, zij huilen in ons hart dat krimpt. O gruwlijk vergezicht der zonden, waarheen als ons de dood bespringt? Vorige Volgende