Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 93(1948)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 449] [p. 449] [1948/8] Anton van Wilderode De rozas Het kerkhof is met scherven volgeregend uit de rozas. De zon des morgens vlucht met lichte passen langs en schittert even snel en verblindend - en springt dan terug over de smalle muur. Het bos der kruisen staat langzaam op uit het genadig gras dat alles volstroomt en de distelpluizen kleven als dunne sneeuw tegen het struikgewas. Hier werden wij tezaamgelegd met vieren, een zachte middag, toen het ver geschut met vlagen aanwoei en de geur van vlieren als bijengolven gonsde rond de put. De goudenregen liet zijn lome tressen geduldig aan winds roekeloze luim en in de holle schaduw der cypressen stolt de sering tot vlokken van blauw schuim. Dan liggen wij alleen. De mist der doden trekt langzaam op boven een gaaf gelaat: ‘Een Provençaalse stad, wit en gesloten, waarop de hagel van het zonlicht slaat was mij het liefst, want in haar warme stallen stonden mijn vaders paarden, groot en zwart. Hun ruiter is bij Sint-Omaars gevallen; een hete kogel opende zijn hart.’ [pagina 450] [p. 450] ‘De schepen deinden in een wieg van water dat dreunde en ruiste en vele stemmen had en in de olievlekken op de branders klaarde grijs Hamburg tot een vermiljoenen stad. Ik hoorde 's nachts de meeuwen wederkeren naar een beschutte plaats bij de hangars en zag de lichte sneeuwval hunner veren. Maar Hamburgs meeuw viel neer bij Sint-Omaars.’ De derde zegt: ‘Ik voer het water over van een groen Wales naar 't groen vasteland. Wit in de schaduw, tussen lis en lover, sliep loom de vadervis in diamant. Ik joeg het wild op in de rode herfsten als Shelley's West-Wind op de riffen liep, maar kwam gehoorzaam wanneer uit de verste bossen om Sint-Omaars de Jager riep.’ Ik lig naast deze drie. De sterren oopnen vurig en groot hun kelken in de nacht. Ik hoor, doorheen de grond, de legers lopen en hoe de mitrailleuse schaterlacht. Wat is vergeefs? Hoevele zachte doden liggen met open mond, als uitgebloeid? Waar is het dorp, de vreugden en de noden waarmee een hart dat scheidt voorgoed vergroeit? Niets is vergeefs, want eeuwge kinderen spelen op het klein kerkhof dat vergeten was. Wind wiegt de rozen op haar slanke stelen en God beweegt de wereld om haar as. Maar op een morgen zal een jongen komen die hier de scherven zamelt der rozas en legt met tedere vingeren het volkomen beeld van de Christus in het dauwnat gras. Vorige Volgende