met zware, rijk bewerkte gouden halskettingen. Haar fijne handen rusten op een leuning. Zij doet ons denken aan de Spaanse prinsessen die door Coëllo of Moro werden geschilderd, recht en strak in haar stijve japonnen. Deze dame was getrouwd met hertog Wolfgang Willem von Neuburg die met Rubens in betrekking stond en werk van hem gekocht heeft. Zij stierf in 1628. De Vlaamse meester moet haar gekend hebben.
Van Rubens zijn hier prachtige portretten. Er is het studiehoofd van een goedige, oude vrouw, neerblikkend en van terzij gezien met haar nog vol en fleurig gezicht. Wij zouden wel wensen dat de legende waarheid werd die in deze bejaarde dame de trouwe beeltenis ziet van Rubens' moeder, Maria Pijpelinckx. Zij komt zo vaak terug in zijn godsdienstige stukken alsof de herinnering aan de moeder, die zo veel voor haar kinderen deed, hem zijn leven lang niet losliet.
Wij zien Rubens zelf met zijn eerste vrouw onder een loofhut van geitenblad. Die Isabella Brant was de dochter van de stadssecretaris van Antwerpen. Zij heeft zich neergevleid op het gras in haar prachtig feestjapon. Haar verstandig fleurig, jong gezicht steekt op uit een kanten radkraag en zij draagt een aardig kegelvormig strooien hoedje met omgekrulde boord. Rubens zit wat hoger op een steen. Zij heeft haar hand gevoelvol op de zijne gelegd. Zij kijken beiden gelukkig de toeschouwer te gemoet. Was de geur van het geitenblad een herinnering aan hun eerste ontmoeting of heeft Rubens de riekende ranken als een belofte achter hun beeltenissen geschilderd? Achttien jaren zijn zij in een voorspoedige en met kinderen gezegende echt verenigd geweest.
Vier jaar na haar dood huwde Rubens zijn tweede vrouw, Hélène Fourment. Wij zien ze hier in bruidsgewaad. Het is een blonde schoonheid. Zij was toen 16 jaar oud. Oranje bloesem steekt op uit een kroontje rond haar gouden haar. Zij is levensgroot gezeten op een terras met ballustrade en uitzicht op de blauwe hemel. Breed is haar verschijning met de witte pofmouwen en het wijd uitstaande kleed van zwarte zijde en zilver-en-goud damast. Zij is het schoonheidsideaal geworden der tien laatste levensjaren van de meester. Hij heeft ze negentien maal geschilderd en zij treedt ook op in zijn religieuze en heidense taferelen.
Wij zien ze hier, veel mooier en natuurlijker nog, enige jaren later, in haar groen fluwelen kleed en met de grote zomerhoed boven haar gelukkig gezicht. Zij houdt haar eerstgeboren zoon, naakt met een gevederde baret, op haar schoot met de armen omsloten.
Een beeld van haar huiselijk geluk is ‘De Wandeling’. Rubens toont aan Hélène Fourment de tuin van zijn huis. Zijn oudste zoon, uit het eerste huwelijk, volgt haar als een page. Zij gaan voorbij het tulpenperk naar een paviljoen, dat nog bewaard bleef in het gerestaureerde Rubens-huis. Een meid strooit graankorrels voor een pikkende pauw met weelderig uitwaaierende staart. Er is een fontein die spruit. De tuin is afgesloten door hoge populieren die hun groene verwaaiende kruinen beuren op het blauw van de hemel.
***