Het standpunt van Bernanos tegenover de politieke vraagstukken van zijn tijd gelijkt treffend op de houding, die Charles Péguy aannam in de Dreyfuszaak. Meer dan de nationale ‘belangen’ gold voor Péguy het heil van Frankrijk's ziel, ‘le salut éternel de la France’. Dit respect en niet het ‘belang’ regelde het geweten van Péguy en verbood hem elk onrecht te plegen. In dezelfde geest sprak Georges Bernanos van Frankrijks eer, ‘l'honneur de la France’; en hoe vreemd doet dit woord aan op een terrein, waar iedereen maar spreekt en handelt volgens belangen! Péguy en Bernanos waren twee vertegenwoordigers van het Franse geweten. Boven de partijen en régimes uit, deden zij beroep op een oude traditie van eer en moraliteit, en beweerden dat de politiek daardoor moest worden bezield.
Dit soort van moreel patriotisme kan wel wat verouderd toeschijnen in onze tijd van machiavellistische nationalismen en opportunistische politiek. Maar anderzijds, op de keper beschouwd, constateert men toch dat het probleem van de verhouding tussen politiek en moraliteit zeer actueel is gebleven. Schrijvers van de naoorlogse generatie als Sartre en Koestler hebben dit probleem gesteld en er bijna hetzelfde antwoord als Bernanos op gegeven, rekening houdend met het verschil van genre en stijl.
Naast Péguy is er nog een Frans schrijver, die invloed uitoefende op Bernanos: Léon Bloy, die hij als zijn meester erkende. Van hem heeft Bernanos de waarde van de armoede geleerd. Hij beschouwt de afkeer, die de massa der arme mensen voor de ‘Kerk’ heeft leren koesteren, als de grootste ergernis van deze tijd. De Revolutie van 1789 was te wijten aan een voltairiaanse en ontkerstende bourgeoisie, terwijl het volk in de achttiende eeuw het geloof had bewaard. De Kerk heeft zich in de loop van de volgende eeuw tot de bourgeoisie gewend om deze te herkerstenen. Maar dit contact met de hoge stand heeft een ‘embourgeoisering’ van de Kerk tot gevolg gehad, die van toen af voorkwam als de beschermster van de rijkdom en de gevestigde machten. Het is de mening van Bernanos dat deze ontwikkeling in de kerk, die bestemd was om de armen te steunen en zich daarentegen als de bondgenote van de rijken ging voordoen, het werk van Satan is. Ook het feit, dat het communisme en het socialisme hebben kunnen beroep doen op het christelijk ideaal, wordt door hem op rekening van de duivel gezet. Want Satan vindt er steeds genoegen in het kwaad met goed te vermengen en dit is zelfs de meest geliefkoosde tactiek in zijn bedriegerij.
De pamfletschrijver mag ons in Bernanos de romancier niet doen vergeten. Ook in dit opzicht is hij getuige van zijn tijd, tegen deze tijd. Hij komt ons voor als de romancier van het Kwaad, de eerste die de duivel in de Franse roman heeft laten optreden. De strijd van de Boze tegen God speelt zich af op de grandioze achtergrond van al zijn romans; en Satan is zoals de Protheus van de Griekse legende een veelvormig wezen, wiens naam ‘legioen’ is.
Het is niet nodig aan het bestaan van de duivel te geloven om door hem bezeten te zijn, want zijn felste sluwheid bestaat er juist in zijn slachtoffers te doen geloven dat hij niet bestaat. Nochtans ligt bij Bernanos de oorzaak van