Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 93(1948)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] [1948/7] Urbain van de Voorde Gedicht 'k Heb nooit veel van U gesproken, des te meer aan U gedacht. Nooit heb ik mijn brood gebroken dan in deemoeds vrome wacht. Hém te beurt slechts valt uw wijding die gewarig haar voorvoelt: Mijn ziel van ouds verbeidt de tijding van wat Gij met haar bedoelt. Maar ik sta nu leeg van dromen. Haat is in elk hart gegrift: Thans moet weer de Heiland komen, zoals 't heet, Heer, in uw Schrift. Is dit niet een wereld-einde, zijn de tijden niet vervuld, in die deemstering van 't zijnde die zelfs 't wordende omhult? Laat mij voor den nood niet zwichten, mij, die spraakloos naar U smacht; laat mij van uw klaarheid lichten als 't alom rond mij wordt nacht. Vorige Volgende