| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Wijsgerige literatuur
Van Prof. Dr. E. De Bruyne verscheen de 6e druk zijner bekende Inleiding tot de Wijsbegeerte (Uitg. N.V. Standaard-Boekhandel, ing. 185 frs.; geb. 215 frs.), een introductie tot de geschiedenis van de wijsbegeerte en tot de belangrijkste wijsgerige vraagstukken, die uitmunt door methode en orde, bevattelijke klaarheid en compleetheid. Den student, die inwijding zoekt, is ze onmisbaar. Dezelfde schrijver publiceerde de 3e druk van zijn Philosophie van de kunst (Uitg. N.V. Standaard-Boekhandel, ing. 185 frs., geb. 215 frs.), die als evenwichtig-gekomponeerd, gezondeclectisch, en toch zéér aaneengesloten overzicht van de kunstphilosophie in de literatuur over de wijsbegeerte der kunst ongetwijfeld nergens haar weerga vindt. Ih beide herdrukken werden geen wijzigingen aangebracht.
Twee belangrijke werken van Nicolaas Berdjajew verschenen zo pas in Nederl. vertaling: Het Russische denken in de 19e en 20e eeuw, rechtstreeks uit het Russisch vertaald door S. Van Praag. (Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, pr. geb. 170 frs.). Wie uit de andere werken van de Russische cultuurphilosoof zijn beschouwingen over het Russische volkskarakter, de religieuze en wijsgerige tendenzen in het Russische denken en de zin der Russische geschiedenis kent, vindt in dit boek noodzakelijke aanvulling. Merkwaardig is hoe Berdjajew in dit werk de verbindingen van het huidige denken met de gedachtenstromingen van vorige eeuw en de geestesuitingen van vroeger eeuwen aantoont.
Belangrijk is ook de vertaling van zijn Betekenis en oorsprong van het Russisch Communisme. (Uitg. Het Kompas, pr. 130 frs.). Geen doctrinair, veeleer een cultuurpsychologisch geschrift. Niet de wijsbegeerte van het Communisme wordt ontleed, maar de psychologische en sociale achtergrond, waarop het Communisme ontstond en ontwikkelde, wordt geschakeerd beschreven. Door zijn kennis van de Russische psyche, van haar maatschappelijke en culturele en religieuze problematiek in de jongste decennia, schrijft Berdjajew hier met een competentie, die geen enkel Westers denker bezit. Deze Ndl. uitgave is een herdruk. Het boek van Berdjajew dateert van ± 1936 en verscheen in het Nederlands voor 't eerst in 1939. Rekening houdend met de recente geschiedenis zouden aanvulling en hier of daar genuanceerde wijzigingen wenselijk zijn geweest. Dit is niet gebeurd, al trachtte de uitgever door een kort nawoord van Berdjajew (gedateerd van 1947) dat enkele aanvullende beschouwingen geeft, aan dit euvel te verhelpen. Maar ondanks dit bezwaar verdient deze uitgave warme aanbeveling.
| |
Godsdienstige literatuur
Twee herdrukken van Mgr. Cruysberghs verschenen bij de Uitg. De Vlaamse Drukkerij te Leuven: Maria-Woorden in het Evangelie (prijs: 45 frs.), een derde druk, en Gethsemani (prijs: 35 frs.), de tweede druk van een reeks meditaties over het Lijden van Kristus. P. Ghyssaert publiceerde bij de Uitg. Beyaert te Brugge een derde uitgave van het bekende stichtelijke levensverhaal Maddy, een religieus volksboek van hoge waarde over een moderne apostelziel uit ons volk (prijs: 58 frs.). Kan. Floris Prims wijdde een boeiende studie aan De Historiek der gewone gebeden, (Uitg. De Vlijt, Antwerpen, pr.: 40 frs.), waarin het ontstaan en de groei van de kerkelijke gebedenschat in de loop der geschiedenis wordt verhaald. Bij dezelfde uitgever verscheen een lijvige biografie van onze regerende Paus
| |
| |
Pius XII Pius XII. Signum in Bonum door C. Vervoort, die reeds door zijn biografieën over Kardinaal Mercier, Leo XIII e.a. bekendheid verwierf. Het rijk-gedocumenteerde werk beperkt zich niet tot een beschrijving van 's Pausen levensloop, maar geeft ook inzicht in de leidende gedachten, die zijn leven en pauselijke regering beheersten. Hier en daar is de stijl wat slordig, maar ondanks enkele tekorten in opzicht van taal en stijl verdient dit werk de warmste aanbeveling en de ruimste verspreiding. Boeiende teksten uit de toespraken en boodschappen van de Paus worden geciteerd en enkele mooie foto's, ontleend aan de film ‘Pastor Angelicus’ worden afgedrukt (prijs: gen. 120 frs., geb. 150 frs., luxe 300 frs.).
| |
Studien over de beeldende kunsten
In de jongste maanden zagen twee essay's van de bekende Vlaamse kunsthistoricus Dr. A. Stubbe het licht: een studie over Van Eyck en de Gothiek, waarin de betekenis van onze nationale schilderkunst der XVe eeuw in een boeiend, deels nieuw, daglicht wordt gesteld. (Uitg. N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen); verder een studie over Bruegel en de Renaissance, die vooral bedoelt de figuur van de Vlaamse meester te situeren in de 16e - eeuwse ‘geestesgeschiedenis’. Zowel het standpunt als het betoog is gekenmerkt door oorspronkelijkheid. Van wijlen A.H. Cornette verscheen De Schilderkunst in de Lage Landen. (Uitg. Veen, Amsterdam - Het Kompas, Antwerpen; pr.: 75 frs.), een kunsthistorische gids voor het bezoek aan Belgische en Nederlandse musea, oorspronkelijk in het Engels geschreven en thans door Mevr. E.J. Cornette-Wagner in het Ndl. vertaald. Aan het bondig historisch panorama worden een 200-tal illustraties toegevoegd. Bij De Nederlandse Boekhandel, te Antwerpen, verscheen een bibliofiele, genummerde en gesigneerde uitgave van Rubens en zijn beide Vrouwen, tekst ener lezing door Maurice Gilliams te Antwerpen gehouden, enkele sommaire impressies over de psychische houding t.o.v. zijn beide vrouwen, die de schilder in zijn werken heeft uitgedrukt (prijs: 150 frs.). Dr. A.J.J. Delen, hoofdconservator van het Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, publiceerde een keuze van 48 tekeningen uit het werk van Henri De Braekeleer, voorafgegaan door een korte inleiding over deze figuur. (Uitg. N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, prijs: 225 frs.). Bij de N.V. Wereldbibliotheek, Antwerpen-Amsterdam, verscheen van Dr. R. Van Luttervelt een uitvoerige studie over Schilders van het stilleven, waarin de ontwikkeling van de stilleven-schilderkunst, hoofdzakelijk in Noord-Nederland, zeer uitvoerig wordt
onderzocht. Het werk werd met talrijke afbeeldingen in kleuren en in zwart geïllustreerd. Bij dezelfde uitgever verscheen een derde druk van Rembrandt. Zijn Kunst en zijn Leven door Jan Poortenaar; geen wetenschappelijk-historische studie, maar een ruim-vulgariserend werk dat van de onderzoekingen der tientallen vorsers dankbaar gebruik maakt om een zéér levend beeld van schilder én mens op te hangen. Het werk wordt door 88 afbeeldingen verrijkt. Vermelden wij ten slotte een belangrijke uitgave van J.J. Romen en Zonen te Roermond-Maaseik: een compendium over De Symboliek en Iconographie der Christelijke Kunst door Prof. Dr. J.J.M. Timmers, een werk van méér dan 1000 blz. met 140 afbeeldingen. De ontzaglijke stof wordt klaar ondergebracht in verschillende Boeken, die op hun beurt in Kapittels zijn onderverdeeld. Zo worden alle hoofdthemata en motieven van de christelijke symboliek, geput uit geloofsleer en -leven, met klare orde behandeld. Dit werk heeft ongetwijfeld jarenlange studie geëist. Het is een unicum in ons taalgebied. Voor kunsthistorici, beeldende kunstenaars en theologen, die rechtstreeks of zijdelings bezig zijn met Kristelijke Kunst, is dit werk onmisbaar.
| |
Litteraire vertalingen
De N.V. Wereldbibliotheek, Amsterdam-Antwerpen, publiceerde de vertaling Aldus sprak Zarathoestra van Nietzsche door Ed. Coenraads en U. Marsman. In een korte inleiding poogt Marsman (die met Nietzsche's geest zeer vertrouwd was en zijn invloed onderging) dit werk van de moderne profeet te doen begrijpen, alsook de ontwikkelingsgang van de schrijver. Zonder wijsgerige verdieping of critisch standpunt, is deze inleidende schets over Nietzsche's evo- | |
| |
lutie toch geslaagd. De vertaling is, in litterair opzicht, mooi. Bij L.J. Veen, Amsterdam - Het Kompas, Antwerpen, verscheen een vertaling van Karel XII van Zweden van Voltaire, door Dr. J.A. Schröeder. Dit is een vrij jong werk van de Franse Verlichter, een zijner eerste historische geschriften, dat steeds als een boeiend en sterk-geschreven stuk proza-kunst zal blijven gelden. In opzicht van gedachten-inhoud en voor de kennis van Voltaire's philosophie is het minder belangrijk. Wij vragen ons af welk nut er in schuilt zulk werk in het Ndl. te vertalen, daar iedereen die geestelijke rijpheid heeft om Voltaire te begrijpen toch ook voldoende het Frans meester is om hem in zijn oorspronkelijke taal te lezen. Of is dit in Noord-Nederland niet het geval? Daarbij komt nog dat zoveel van Voltaire's soepele stijl in de vertaling verloren gaat. En indien men dan toch per se Voltaire vertalen wil, waarom niet liever ‘Le Siècle de Louis XIV’ vertaald, dat belangrijker [i]s dan zijn boek over Charles XII? Ook zou men, dunkt ons, zulkaardige vertalingen moeten laten voorafgaan door een degelijke inleiding, waarin de betekenis van het vertaalde werk en de litterair-historische situering van de schrijver wordt belicht. De inleiding van de Vertaler is zeer pover. Zijn vertaling zelf komt ons voor als correct. Voor katholieken geldt, tegenover Voltaire's werk, de Index-wet.
Bert Decorte vertaalde een dertiental Balladen van Villon. (Uitg. Het Kompas, Antwerpen), op een paar uitzonderingen na alle geput uit ‘Le Testament’. Het buitengewone ‘verbaal’ vermogen van de dichter-vertaler komt hier nogmaals tot uiting (woordenrijkdom, rijmgemakkelijkheid, plastische zegging), maar in de nauwkeurige weergave van de originele tekst, schiet hij meer dan eens te kort. Zijn speels en vlot talent vertaalt er wel meer dan eens ‘omheen’, al moet men anderzijds toegeven dat een relatieve vrijheid steeds den vertaler is toegelaten. Deze vrijheid heeft Decorte zich dan gegund.
Wij zijn in de laatste decennia enkele geslaagde vertalingen van Dante's Commedia rijk geworden. Er is helaas sinds de oorlogsjaren - zo meen ik toch - geen enkele meer in de handel. Deze omstandigheid heeft misschien Dr. R. Antonissen aangespoord tot de heruitgave van de Commedia-vertaling door de Vlaamse theoloog en Dominicaan P. Haghebaert. (Uitg. De Klassieke Galerij, De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen.) Het werk van Pater Haghebaert, sinds lange jaren uitgeput en vergeten, was in zijn tijd een pioniersarbeid op het gebied der Vlaamse Dante-vertaling en studie. Maar al heeft het deze ‘historische’ verdienste, toch werd het in zijn waarde door de veel betere Noordnederlandse vertalingen ver voorbijgestreefd. De vertaling van P. Haghebaert kan niet meer bevredigen, al getuigt ze nog van zoveel inspanning en studie. Een eerste bezwaar is dat de Italiaanse tekst, waarop hij werkte, niet meer volledig overeenkomt met de critische Dantetekst, zoals hij thans o.m. door de arbeid van de Società Dantesca Italiana werd vastgelegd. Maar dit is slechts een bezwaar betreffende détails; veel erger lijkt me dat hij het zich bij de overzetting van de tekst nogal eens gemakkelijk maakt door het weglaten van een tekenend woord of een belangrijke wending. En vooral, deze vertaler was, met al zijn vlijtige inspanning en theologische kennis, geen artist; zijn taalkracht was zeer pover, zij mist plastisch uitdrukkingsvermogen, zwier en zang. Zijn zogenaamd ‘rhythmisch proza’ kan ons niet meer bevredigen.
Het is onmogelijk dit oordeel hier te gaan staven door een ontleding, vers na vers, van het gehele werk. Maar we hebben voldoende steekproeven gedaan. Ik wil hier slechts, in deze noodzakelijk-korte bespreking, enkele verzen van de vertaling confronteren met de oertekst, zoals hij voor mij ligt in de editie van Hoepli (uitg. 1946) der Italiaanse Società. Ik neem de 20e Zang uit de Hel. Vs. 17 van Haghebaert: ‘zenuwziekte’ moet zijn ‘paralisia’. Vs. 26: ‘maar mijn meester zei mij’ is onbevredigende vertaling van: ‘si che la mia scorta’, beter: ‘zo dat mijn meester me zei’. Vs. 28: het dubbel gebruik van ‘pieta’, zou wellicht beter vertaald worden: hier leeft vroomheid, als medelijden stierf. Vs. 43, ‘mannelijke baard’ is zeker onjuiste vertaling van ‘maschili penne’ (de zin is wel zeker: le forme, le membra maschili). Vs. 54: di là, is wel: da quella parte, dus: aan dezelfde zijde als de hangende hoofdharen. Vs. 65 ‘heeft’ is onjuiste vertaling, beter: wordt
| |
| |
besproeid door. Vs. 79: ‘maar te voren komt het (water) in een vlakte’ is onjuiste vertaling van ‘non molto ha corso, ch'el trova una lama...’, beter ware: niet ver loopt het, of het komt... ‘Lama’ wordt trouwens juister vertaald door: delling, vallei. Vs. 82 ‘de schuwe maagd’, cruda is niet schuw maar wreed, hier in de bijbetekenis van: streng, stroef, ernstig-gereserveerd (cfr. Franse: austère, revêche). Vs. 93, niet ‘omdat er Manto lang verbleven had’, maar: per colei che 'l lugo prima elesse, dus: omwille van haar die 't eerst die plaats uitkoos, enz. enz. Het is duidelijk dat de vertaling van P. Haghebaert een grondige herziening zou eisen. En wie deze benedictijnerarbeid zou verrichten, zou dan nog - van dichterlijk standpunt uit - een quasi-zéro-resultaat bereiken, want deze vertaling blijft stroef, hortend, taal-arm. Dr. Rob. Antonissen heeft getracht, zeer loffelijk, de taal wat te moderniseren, maar zulke bewerking blijft onvoldoende. In feite staat een bewerker hier voor een onmogelijke taak. Een vertaling als die van P. Haghebaert zou moeten herschreven, her-dicht worden, maar... dan is ze het werk van P. Haghebaert niet meer! Kan men dan deze heruitgave aanbevelen? Wij vrezen dat ze bij poëtisch-gevoelige lezers, die Dante's werk àls kunstwerk willen leren bewonderen, geen bewondering maar slechts onverschilligheid, zelfs wrevel, tegenover den Meester zal verwekken. Het is steeds moeilijk, ja wellicht onmogelijk, Dante's kunstenaarsmacht in een vertaling voldoende te leren waarderen. En zo dit zelfs voor artistiek-goede vertalingen geldt, dan a fortiori voor die van P. Haghebaert! Wie slechts de gedachtenwereld van Dante wil leren kennen kan, op enkele minder belangrijke restricties na, (de tekst is niet altijd critisch, de aantekeningen zijn niet altijd bevredigend) met deze uitgave vrede nemen. Voorlopig is nu eenmaal geen betere
vertaling in de handel. Maar toch kunnen wij deze heruitgave niet een goede daad noemen.
ALB. W.
| |
Een roman over Dostojewski
Voor korte tijd verscheen bij de Zwitserse uitgever Benziger en Co, te Einsiedeln en Zürich, een zeer lijvige historische roman over het leven van Dostojewski door Alja Rachmanova. De titel luidt: Das Leben eines groszen Sünders. Inmiddels werd dit indrukwekkende leesboek reeds keurig in het Nederlands vertaald door F.A. Brunklaus en uitgegeven door de Heideland-uitgaven te Hasselt. Zoals het oorspronkelijke omvat ook de vertaling twee lijvige boekdelen, waarvan het eerste als ondertitel kreeg ‘De Weg van het genie’, het tweede ‘Voltooiing’. De prijs voor beide delen saam is geb. 400 frs., gen. 330 frs.
Deze levensschets van de grote Rus is gebouwd op strenge en langdurige voorstudie van de historische documenten: biographie en tijdsomstandigheden, brieven en getuigenissen. De schrijfster trachtte zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de geschiedkundige werkelijkheid. Dit is dus geen geromanceerde biographie, waarin aan de fantasie vrije teugel wordt gelaten, waarin de werkelijkheid der geschiedenis door haar wordt om-geschapen en meteen grondig gewijzigd; de schrijfster legt er zich veeleer op toe deze werkelijkheid, door de atmosfeer-schepping en het verdiepend gevoel zo levend en pakkend mogelijk tegenwoordig te stellen. Het verbaast ons niet dat Alja Rachmanova aan deze biographie jarenlang heeft gearbeid.
Ze heeft dit boek geschreven in het licht van een Idee; heel de ontwikkelingsgang van Dostojewski's leven wordt door haar van uit het standpunt ener thesis geïnterpreteerd: de Ziel overwint! Zij ziet de Russische schrijver als een man van smarten, die door zielskracht alle stormen van stoffelijke en zedelijke ellende weet te doorworstelen. Over armoede, vernedering, ziekte, ballingschap, angst en zonde zegeviert de ziel door de liefde. Heel het bestaan van deze lijdensfiguur krijgt aldus voor Rachmanova zijn diepste en laatste zin door het geankerd-zijn in een metaphysisch-religieuze bezieling. Deze interpretatie van Dostojewski's zieleleven lijkt ons de juiste: ten slotte wordt hij, bij benadering, volledigst verklaard door de religieuze onrust en diepte van zijn natuur. Guardini, Berdjajew, Turneysen e.a. hebben - elk op hun manier! - deze idealistische visie op Dostójewski's leven en werk vooropgezet. Ook dit Dostojewski-boek van Rachmanova is idealistisch. Het is niet minder pathetisch! Het laat ons
| |
| |
de daimonische mens in Dostojewski herkennen: met felle kleuren schildert de schrijfster het adembenemende gevecht van de mens tegen zijn inwendige daemonen en tegen het striemende leven. Met daarbij de voortdurende drang van de zwakke aardling om zijn lot te beheersen, om zich te louteren in het licht. Deze pathetische uitbeelding van het over-spannen, gepassioneerde levensen zielsgevecht wordt door de schrijfster volkomen geïdealiseerd.
Laat het mij bekennen: ik kan me met zulke critiekloze idealisatie en verheerlijking van Dostojewski's ethos, psyche en levensontwikkeling niet volkomen verzoenen. Voorzeker, de metaphysisch-religieuze verworteling van zijn bestaan is essentieel en ze verklaart veel. Maar zulke verklaring is onvolledig. Dostojewski was immers én als mens én als schrijver een pathologische natuur. Men kan een pathologisch-getekend leven, dat al te kennelijk de sporen van menigvuldige onevenwichtigheden vertoont, om andere redenen waarderen, men kan het ook met medelijden bejegenen; maar het gaat toch niet op het zonder restricties te verheerlijken. Men schept geen aureool van subliem heroïsme rond de gedragingen en avonturen van een gedetraqueerde. Het gaat niet op, zonder nuances, de ontwikkeling te idealiseren van een onevenwichtig, verwrongen, koortsig-ziedend, onbeheerst, onmatig en mateloos en in menig opzicht dubieus curriculum.
Daarbij komt nog dat de wereldbeschouwing van den groten schrijver, afgezien van zijn leven, in menig opzicht met voorbehoud moet beoordeeld worden. Voorzeker bevat zij een rijkdom van idealistisch-religieus gedachtengoed, dat den christenmens en den humanitair-voelende met bezieling toespreekt en dat onze Westerse cultuur in menig opzicht gunstig beïnvloeden kan. Zij is een brandende aanklacht tegen het Westerse rationalisme en individualisme, tegen de laffe lauwheid van een gematerialiseerd burgerdom, tegen het schijnsterke prometheïsme onzer verstandscultuur, tegen de platte zelfvoldaanheid van een aards-beperkt humanisme. Zij is een wekroep van de completer-metaphysische mens, een kreet tot transcendentie, een boodschap van lijdenslievende offerbereidschap en broederlijkheid. Maar... maar... Dostojewski's anthropologie wordt ook gekenmerkt door een hang naar onbeheerste, ziekelijke excessen, door een bezetenheid met troebel irrationalisme en wormstekig mysticisme; de innige verwantschappen, die hij voortdurend legt tussen het zondige en het heilige, het pathologische en het geniale, lijken mij geforceerd en onaanvaardbaar. Men moet geen bandiet worden om tot de heiligheid te geraken, men moet niet krankzinnig zijn om wijsheid te verwerven of te verkonden, men moet geen publieke vrouw worden om de barmhartigheid te beoefenen of te waarderen. Zulke situaties - men vindt ze bij Dostojewski voortdurend! - zijn, én van psychologisch én van christelijk standpunt uit, opgeschroefd, verwrongen. Zij canoniseren als ‘het’ leven wat daarvan slechts exces en afwijking, ziekelijke uitwas is. Inzonderheid Dostojewski's zonde-psychologie (ze wordt in dit werk treffend uitgebeeld en al te critiekloos verheerlijkt) lijkt me gewaagd. Er is nog een ander element in Dostojewski's levensbeschouwing, waarmede de Westerling zich moeilijk verzoent: zijn heetgebakerd apocalyptisme, dat misprijzend de natuur en het aardse leven verloochent en
zich halsover-kop stort in een messianisme, dat tenslotte slechts een troebel mengsel is van religie en nationalisme.
Dit alles om - in dit kort bestek - te zeggen dat een sublimering-zonder-restricties van Dostojewski's leven en ethos, zoals Alja Rachmanova ons geeft, mij als onaanvaardbaar voorkomt. Een Westers christelijkhumanist mag niet blind zijn voor de schaduwzijden van zijn anthropologie én van zijn religieuze levensvisie. Men moet bovendien, van psychologisch standpunt uit, rekening houden met zekere patent-afwijkende trekken in zijn psychisme, zonder hem daarom - zoals sommige eenzijdig-doordravende theoretici hebben gedaan - eenvoudig te beschouwen als een clinisch geval.
De visie van Alja Rachmanova mist, dunkt ons, evenwicht. Haar emphatische geestdrift voor de grote Rus mist de juiste proporties. Op te merken valt dat ze ook in haar vroegere roman over Tolstoï's huwelijksleven ‘Kruisweg der Liefde’ deze critische, evenwicht-scheppende distantie tegenover haar held miste. Terwijl ze Dostojewski dwepend
| |
| |
tot boven de wolken verheft, smakte zij Tolstoï, de echtgenoot van ‘Kruisweg der Liefde’, als een ondier in het zand. Het ene zowel als het andere is excessief, in het geval van Tolstoï bovendien onrechtvaardig, met een furieuze (feministische?) partijdigheid.
In aesthetisch opzicht komt deze roman onder al de werken van Rachmanova, die ons bekend zijn, voor als de beste. Haar vroegerbekende werken als ‘Liefde, Tsjeka en Dood’, ‘Mijn Huwelijk in den rooden storm’, etc. waren veeleer knappe en gevoelig-behendige reportages dan aangrijpende levensverbeeldingen en diepe karakter-peilingen. Hun kunstwaarde was niet evenredig met hun succes. Zoals vaak gebeurt! In deze Dostojewski-roman (die er eens te meer op wijst dat zij haast nooit schrijft over stof van eigen vinding maar wel over ontleende stof) peilt zij scherper dan voorheen in het karakter van de mens; zij drukt ook dieper, pakkender zieleleven uit. Zij munt vooral uit door levende atmosfeer-schepping en boeiend dialoog. Met overdreven voorkeur (en dit werkt op de duur hinderlijk) zoekt zij de pathetische emotie-momenten. Er is in dit boek van méér dan 1200 blz. zoveel opgejaagde bewogenheid en scherp-gekleurd gevoel, dat men aan een indruk van rhetorische opgeschroefdheid soms niet ontkomt. Zulke lectuur blijft niet boeien; ze vermoeit. Deze roman is véél te langdradig. Rachmanova kent als romanschrijfster niet de kunst van het suggereren en het verzwijgen. Haar werk is tot worgens toe volgepropt met documentatie en filmt het hele leven tot in de uitgeplooide détails; maar zij weet ons het mysterie niet sober en woordloos tegenwoordig te stellen.
Een andere fout van Rachmanova's werk is dat de schrijfster getracht heeft de geniale scheppingen van de Russische meester uit zijn leven verstaanbaar te maken. Zij heeft de ethische problematiek, de karakters én de spanningen van zijn romanfiguren in de uitbeelding van Dostojewski's leven willen integreren. De genesis van een kunst zoeken in de biografie van de maker is steeds eenzijdig. Zulke realistische interpretatie van het kunstenaarschap, hoe verlokkelijk ook door haar onmiddellijke en zintuiglijke concreetheid - vooral vrouwen kunnen er moeilijk aan weerstaan! - is vervalsend. Ze devalueert de eigen grootheid van de geestelijk-creatieve mens; ze devalueert - in dit geval - het artistieke genie van Dostojewski.
Onze beschouwingen, waaronder enkele bezwaren, neigen er allerminst toe dit boek te verwerpen. Wij hopen, wel integendeel, dat het vele lezers moge vinden. Het biedt zeer gedegen en boeiende, alhoewel te langdradige, lectuur. Wij kunnen het geen meesterwerk noemen maar het is een knapgecomponeerde, zorgvuldig en gevoelig-geschreven ‘biografische roman’, idealistisch en leerzaam en ontroerend, die men evenwel niet zonder enkele ernstige critische restricties gelieve te lezen.
ALB. W.
|
|