Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 93(1948)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 345] [p. 345] Willem Hijmans De droom (Fragment) Zij glimlachte ontsteld onder haar droom en schuchter bewoog haar hand over haar borst als sloeg het kind, dat nog niet was gekomen de kleine handen aan haar: het had dorst. Zij kreunde zacht - maar in de wilde haren glimlachte - nu verstild - haar warme mond, want zie, daar speelde tussen riet en varen haar kind met al de kinderen in 't rond. - - O ongeborenen langs de rivieren van de vergetelheid waaraan ge woont, eens zal een moeder u met leven sieren, eens wordt uw schim met een teer lijf omzoomd. - Zij droomde dat zij daalde langs de paden zwevend en voor de dood zo onbevreesd, dat zij niet wist, dat hier de doden traden, die pas nog levenden waren geweest. Zij hoorde niet, dat hier geen vogels zongen, zag niet de bloemen welken in de mist, omdat het lied in haar niet werd bedwongen, waarop zij ging, waar zij de kindren wist. - ‘Wie mij het eerst van hen - zong zij - zal wenken, wie mij het eerst zal wenken met de hand: - Kom met mij spelen, kom - ik zal niet denken, ik zal het grijpen bij de kleine hand.’ En als de doden, die de paden traden, maar zwevend tussen hun vermoeide tred, zocht zij het kind, dat zij reeds had geraden diep in haar schoot, als in een veilig bed. Vorige Volgende