wij zelf hebben daar Chardonne aan toegevoegd. Een naam minder of meer, het doet weinig ter zake. Roelants' romankunst is minder tributair van een schrijver dan van een traditie, namelijk de psychologische en wel bepaaldelijk die welke de Franse literatuur zo kenmerkend onderscheidt van andere literaturen. Gide heeft gezegd dat de Fransen moralisten zijn. En inderdaad, de specifieke bijdrage van de Franse geest tot de wereldliteratuur is niet beeldend, maar ontledend en moraliserend, van Montaigne tot Gide, van Racine tot Chardonne, en laten wij er bijvoegen: geconcentreerd op de enkeling.
Vandaar, binnen de eigen landsgrenzen, Roelants' verwantschap met Van de Woestijne en Toussaint van Boelaere, beiden door deze Franse traditie als door een magneet aangetrokken, en met De Bom, wiens kleine roman ‘Wrakken’ nog geen vijftig jaar geleden de psychologische literatuur te onzent inzette.
Aangetast door de modeziekte van zijn tijd, een soort van verlamming, die hij had opgedaan bij zijn contact met Ibsen, vertegenwoordigt De Bom een zelfkantmoraal, waarvan de aanklacht tegen de bourgeois maatschappij in onmacht stikt. Van de Woestijne kleedt in symbolen zijn louteringsavontuur van zinnen naar geest. Toussaint van Boelaere is de bedienaar van de levensvuren.
Er is plaats voor allen in deze traditie, welke nooit een einde nemen zal, zolang één schrijver aan zichzelf het menselijk lot zal trachten te ervaren. Roelants ervaart het als burgerman. Als burger situeert hij niet alleen zijn problemen in burgermilieu's, maar bewandelt hij de gulden middenweg tussen de uitersten. De burger is een element van stabiliteit; hij vermijdt de excessen, voor zover hij over zijn lot beschikt, en ontvangt, behoedt en vermaakt een in wezen conservatief erfdeel van evenwicht en ‘schoone orde’, waarborg voor gelukkig levensbeleid. Ik zeg beleid, want terwijl de arbeider met het kapitaal en de boer met de grond heeft af te rekenen, kan de burger, op eigen krachten vertrouwend, zijn leven en zijn geluk in handen nemen. Daar slagen de personages van Roelants zo goed in dat geen van hen ten onder gaat.
***
Wij hebben eens het oeuvre van Roelants vergeleken met een park, dat van Walschap met een reservaat. Roelants en Walschap hebben om zo te zeggen schouder aan schouder gestreden voor de vernieuwing van de Vlaamse roman, en toch verschillen zij zozeer van elkaar als laten we zeggen Racine en Shakespeare.
Het werk van Roelants is salon- of, zo men verkiest, studiotoneel. ‘Spel van luttel gebeuren’, zonder veel peripetieën, doorgaans zonder ‘coups de théâtre’, gestyleerd van beweging en dictie, welke beide een sterke innerlijke spanning vertolken.
Het toneel speelt in het hart. Niet de raadselen van de geschiedenis, niet de vraagstukken van de maatschappij, niet de conflicten van de geest, niet de