kultuurnood van ons volk, en het belang van de Vlaamse beweging aan. Welke vrouw heeft het haar nagedaan in de eerste jaren van haar strijd!
Wie kon het voorzien ook dat die jonge schrijfster het zou brengen tot eerste en tot nu toe enig vrouwelijk werkend lid van onze Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde; dat ze daar een korte poos onder-bestuurster zou van zijn en er een lezing houden over Beethoven.
Zeer zelden, schier nooit, meen ik, is Mejuffer Belpaire in het openbaar opgetreden.
Een mijner eerste herinneringen uit het sociale leven is het verschijnn van Mejuffer Belpaire op een podium. Ik zie haar nog, gepraamd door vrienden en bekenden om, onverwachts, een woord tot het haar zo toegenegen publiek te spreken. Schuchter en minzaam zocht ze het podium te ontvluchten verklarende dat, in het openbaar spreken, haar werkelijk niet paste.
Er zijn gelukkig veel andere manieren om een ideaal te dienen en dan zien wij fier op, naar die fijn-ontwikkelde vrouw, die ingeschakeld in de familietradities der Belpaires, steeds weer en immer in haar lange vruchtbare loopbaan verschijnt als de grondlegster of schutsengel of Mecenas van zo menige onderwijsinrichting. Sommige van dezen kregen de naam van grote vrouwenfiguren uit het verleden.
Anderen dragen Mejuffrouw Belpaire's eigen naam. Spontaan door het Antwerpse publiek werd deze als een vlag geplant op de inrichting die een, voor haar tijd, gewaagde onderneming bleek. Alle genoten haar begrijpende en daadwerkelijke steun.
Ook bij de wieg van de Hogeschool voor Vrouwen stond als een schutsengel de reeds bejaarde Juffrouw Belpaire.
Met vreugde - alsof dat initiatief de verwezenlijking van een lang gekoesterde droom was, ontving zij de stichters, en de ook zo tengere lieve vrouw die er haar leven aan gaf, en met een prinselijk gebaar gaf zij aan de Hogeschool voor Vrouwen een prinselijke huisvesting.
Anderen zullen hier de schrijfster en de zeer begaafde musicus prijzen, die van haar eigen huis en van haar onderwijsinstellingen een thuis wist te maken voor zovele talentvolle kunstenaars.
Maar laat ik getuigen dat ook de eerste vrouwenorganisaties met haar aanmoediging of op haar initiatief ontstonden. Blijkt niet daaruit en eens te meer de ontvankelijkheid van Juffrouw Belpaire's gemoed voor alle volksnoden.
Immers met haar gezag en haar aanmoediging steunde zij de eerste pogingen van wijlen Pastoor Keerseleers en Louise Van Riel.
Haar zeer verduldig vertrouwen was ook voor mij een stuwkracht.
Haar naam blijft verbonden aan die van Maria-Krans, het eerste vrouwelijk verbond van Mutualiteiten en met die der Vrouwengilden die nu, God zij dank, over het land tot de sterkste vrouwenorganisatie zijn uitgegroeid.
En was ook de Constance Teichmann-Bond niet de concrete uiting van haar verlangen een actie voor de meer intellectuele en begoede vrouwen te zien ont-