| |
| |
| |
De laatste ronde
Rechtzetting
1o In het gedicht van Henr. Roland Holst ‘Het Licht’, waarmede onze Sept.-Oktober-aflev. opende, is een storende fout geslopen, waarvan we hier de verbetering geven: in de eerste regel van de laatste strofe moet ‘mijn feest’ worden ‘zijn feest’.
2o Bij de namen van enkele redacteurs van de vooroorlogse litteraire tijdschriften ‘Volk’ en ‘Vormen’, die op blz. 512, regels 8 en 9, van onze Sept.-Oktober-aflev. werden geciteerd, werd bij vergissing de naam M. Gilliams vermeld. De heer Gilliams maakt ons attent op het feit dat hij van deze vooroorlogse tss. nooit redacteur is geweest en ook aan geen van beide heeft medegewerkt. Gaarne hiervan acte, op zijn verzoek.
| |
Is Gerard Walschap toch een humanist??
Andermaal ontvingen wij een repliek van Gerard Walschap naar aanleiding van het stuk van Alb. W. over zijn ‘humanisme’. Nadat wij reeds vroeger-ontvangen protestreplieken van deze schrijver hebben geweigerd, zouden wij ook ditmaal - de beste ingeving van ons gemoed volgend - zijn repliek liefst niet hebben gepubliceerd omdat ze niet door stevige argumentatie uitmunt en bovendien op jammerlijke wijze de discussie verplaatst naar het terrein der personalia. Daar evenwel bij Gerard Walschap de mening schijnt te bestaan dat wij als christenen zijn polemisch proza niet opnemen door een gemis aan fairheid en aan geestelijke moed (men leze het einde van zijn brief!) zullen wij zijn schrijven een plaatsje gunnen. De waarheid is dat wij de polemische correspondentie van Gerard Walschap tot nog toe ongaarne publiceerden omdat zij geen positieve bijdrage bevatte tot het concrete debat op het door ons gewenste peil. Wij meenden daarenboven dat zijn schrijversreputatie er niet in goeden zin door werd gediend. Wij voldoen echter hiermede - tegen ons beter willen in - aan zijn uitdrukkelijke wens. Volgt zijne repliek met een bondig antwoord van Albert Westerlinck.
Red.
| |
Geachte Redactie,
Ik heb de eer U te verzoeken uw lezers het volgende te willen meededen in verband met het artikel van A. Westerlinck in uw nummer van Sept.-Oct. 47, of ik als schrijver wel een humanist ben.
1. | Westerlinck heeft mij die thesis maanden geleden per brief meegedeeld en ik heb geantwoord dat hij zich totaal vergist in mijn tekst en in mijn bedoeling. |
2. | Zijn bewijs-citaten zijn gelicht uit boeken geschreven toen ik nog katholiek was, op één na uit ‘Het Kind’, dat een citaat uit Emants is. Zij bewijzen dus dat ik geen humanist was toen ik geen humanist was. |
3. | Zij beteekenen, en niemand heeft er zich ooit te goeder trouw in vergist, dat het denken een wereldbeschouwing afbreekt waarin men zich door opvoeding veilig en zeker heeft gevoeld en ook dat ontwikkeling het temperament (der d'Hertefeldt's) temt. |
4. | Westerlinck's kenmerken van den humanist, cultuur stellen boven brute natuur en ideaal zoeken in evenwicht tusschen ziel en zinnen, zijn ook kenmerken van niet-humanisten, van alle godsdiensten, van elken beschaafden mensch. |
5. | Het kan mij niet schelen wat voor soort schrijver ik ben en ik heb niet ééne maar vele tweespalten, precies zooals A. Westerlinck, maar ik verzoek uw lezers aandachtig
|
| |
| |
| den verzenbundel ‘Bovenzinnelijk verdriet’ van A. Westerlinck te lezen en mij dan eens te zeggen of de priester die o.a. het gedicht ‘Consecratie’ schreef, mij de les moet lezen over tweespalt tusschen geloof en rede. |
6. | Hoe durft Westerlinck tegen het rationalisme inbrengen dat het 50 jaar oud is en verworpen wordt als zijn wereldbeschouwing 2000 jaar oud is en duizendmaal massaler wordt verworpen? |
7. | Hoe ziet Westerlinck na 15 jaar ervaring nog niet in dat de methode mij te bestrijden door mij fouten van gedrag, karakter of verstand toe te schrijven zich tegen mijn bestrijders keert, omdat dit antipathie wekt ook bij geestverwanten. Het is toch eenvoudig mij [t]e bestrijden, moet ik hem dat nu leeren? Ik kom vrank uit voor de opvattingen van de groote meerderheid der ontwikkelde Europeanen en die regelrecht indruischen tegen de christelijke. Bewijs toch niet dat ik een moordenaar, dief, krankzinnige of vierderangsschrijver ben, dat brengt U niet verder. Ik heb nu volgens Westerlinck een tweespalt. Weerlegt dat het humanisme? Bewijs toch dat die leer verkeerd is. Bewijs dat de uwe de eenig ware is. Kom op voor uw waarheid, gloei ervoor maar zit niet geniepig als een nagelbijtertje te insinueeren dat toevallig een van de duizenden die anders denkt maar een zwakzinnig schizophreen is. |
8. | Ik dank U beleefd voor de opname van dit antwoord en anders zal het verschijnen in het bundeltje niet opgenomen replieken dat zal bewijzen hoe fair mijn tegenstanders waren. |
Hoogachtend Gerard Walschap.
De 8 punten van Walschaps onzakelijk antwoord zullen we in hun volgorde beantwoorden:
1. | Bevat geen argument. |
2. | Het is juist dat ik slechts één tekst citeerde uit de boeken, die W. schreef in zijn vrijzinnige tijd. Dat die tekst een citaat (uit Emants) is, kan evenwel als onbelangrijk worden beschouwd. Want de wijze waarop Henrike dit citaat van Emants gebruikt, bewijst dat hij wordt aangegrepen door de onverzoenbare dualiteit, die Emants' werken kenmerkt: donkerste geestelijk pessimisme - jubelende natuurverheerlijking. We hebben duidelijk gezegd dat niet alleen het werk van W. uit zijn Katholieke periode maar zijn hele oeuvre door deze dualiteit wordt gekenmerkt en dat daarvan overvloedige bewijzen konden worden gegeven. Waarom doorpluist hij zelf niet eens zijn eigen werk? Hier volge dan nog een tekst uit ‘Het Kind’ (blz. 104): ‘Hij pleit voor volksontwikkeling, die een einde zal stellen aan volksbedrog door godsdienst en politiek; maar 's anderdaags zegt hij dat DENKEN VERGIF is en ontwikkeling uit den booze: ONWETENDEN ZIJN GELUKKIG’. We slaan ‘Denise’ eens open en lezen op blz. 98: ‘Kom dan Theognis tot mij en neem bezit, nadat ge hebt afgelegd de ziekten van uw geest, uw ratiocinaties en mismoedigdheden. Richt u op, mannelijk, met den wil tot vreugdig leven’. Ietwat-bombastisch vertelt W. ons dan verder wat onder dit vreugdig leven dient te worden verstaan: ‘Met plechtige, als sacramenteele, opzweepende woorden: neem deze oogen en weet dat zij uw eenig firmament zijn, biedt Antigone hem aan hare oogen, haren mond, hals, ledematen, boezem, lendenen, schoot’. Hier staan we dus weer voor een onverzoenbare tweespalt van geest en natuur. De geest is voor de mens een vermogen van kwelling, ontreddering, zelf-vernietiging; de mens moet hem maar liever verloochenen om redding en genezing te gaan zoeken in de schoot van een vrouw. Nu heb ik er geen bezwaar tegen dat W. de natuurwaarden verheerlijkt (al doet hij het soms, voor een nadenkende geest, te romantisch en
naïef) en dat hij het louterend vermogen, zelfs de gezonde genieting, van de natuurlijke eros bezingt. Maar waarom is het daartoe nodig geest en natuur onverzoenbaar tegen elkaar op te stellen? Waarom voelt hij zich verplicht daartoe eerst de geest in discrediet te stellen, te ‘verneinen’? Daar stoten we weer op het fundamentele kenmerk van Walschaps werk: een fatalistisch geestelijk pessimisme. Daar treft ons ook weer de grote zwakte, waartoe deze houding hem als schrijver leidt: een KAPITULATIE VAN DE GEEST, die niet boven zijn destructief negativisme kan uitstijgen tot een positief-opbouwend standpunt tegenover het leven. Daarom is Walschaps werk anti-humanistisch. Daarom is
|
| |
| |
| het, niet van strict-aesthetisch maar van algemeen-cultureel standpunt uit bekeken, zo weinig vruchtbaar in het geestelijk leven van deze tijd. Tot in zijn jongste werk is de geest voor hem in 't beste geval slechts een vermogen tot nutteloze, gemelijke, dorre scepsis. Het is dus duidelijk dat hij, óók in zijn vrijzinnig werk, vreemd blijft aan elk humanisme.
De mening van W. dat hij als schrijver humanist zou geworden zijn sinds hij het Katholicisme verliet berust dus op vergissing. Het is bovendien onthutsend de mening te horen opperen dat men zou humanist worden door een bepaald geloof te aanvaarden of te verzaken. Het humanisme is toch geen geloofskwestie! Walschap schijnt er een geloofskwestie van te maken!!! Dit symptoom zou op zichzelf reeds volstaan om te bewijzen dat zijn mentaliteit aan elk reëel humanisme vreemd is. Men gelooft niet omdat men humanist is. En evenmin heeft de bestrijding of verzaking van het geloof iets met humanisme te maken. |
3. | De bewering van W. dat zijn ‘denken een wereldbeschouwing afbreekt, etc.’, geeft dus onze stelling toe dat de geest in zijn werk negatief-afbrekende functie heeft! Indien wij nu W.'s interpretatie toepassen op zijn jongste werk (dat in geestelijk opzicht even afbrekend-negatief is) dan zouden wij daaruit moeten besluiten dat bij Gerard Walschap zóveel jaren na zijn geloofsverzaking de geest nog geen andere taak heeft gevonden dan steeds maar bij herhaling, herhaling en nog eens herhaling afbrekend af te rekenen met een wereldbeschouwing van jaren terug. Zijn ‘heeft gevoeld’ neemt maar geen einde! En inmiddels is zijn geest voor opbouwend werk niet meer beschikbaar! Wij aarzelen echter de mening van Gerard Walschap als zou de negatieve werkzaamheid van zijn geest aldus alléén door een onophoudelijke ressentimentsactie op langen termijn dienen te worden verklaard, in haar geheel bij te treden. Voorzeker heeft hij gelijk waar hij uit zijn opvatting laat besluiten dat het ressentiment een sterke rol in zijn afbrekend denken speelt, maar toch blijven wij bij onze stelling t.w. dat de oorzaak van dit onttakelend denken veel fundamenteler is dan door zijn religieus wereld-beschouwings-conflict kan worden verklaard en óók in een algemeen geestelijk pessimisme dient te worden gezocht. |
4. | Niet ter zake! Maar gevaarlijk geredeneerd! Wij hebben alléén aangestipt dat die kenmerken, welke wij humanistisch achten, in het werk van Walschap ontbreken. Indien wij nu accoord gingen met zijn bewering dat die kenmerken eigen [z]ijn aan elke beschaving, elke godsdienst, ieder beschaafd mens, dan zouden wij volgens de wetten der logica moeten besluiten dat Walschap als schrijver geen... beschaafd mens is. Holà! Wij haasten ons te zeggen dat wij zijn bewering sub 4o niet delen (dat zal hem ditmaal plezier doen) omdat er vele beschavingsvormen en godsdienstverschijnselen zijn buiten het humanisme, die dan ook de kenmerken van het humanisme niet dragen. Iedereen die wat geschiedenis kent zal dat inzien. |
5. | Niet ter zake! Maar bevat bovendien vijf onjuistheden:
a. | het kan W. blijkbaar heel wat schelen wat voor een schrijver hij is. |
b. | Niet een of andere tweespaltigheid van de mens achtten wij onverzoenbaar met het humanisme. Wél achtten wij het humanisme essentiëel gekenmerkt door een drang om elke tweespalt te harmoniëren (cfr. onze tekst!) |
c. | dat gedicht van mij vertoont geen tweespalt van geloof en rede, maar wel een zonde-besef (er is spraak van ‘driften’) dat naar loutering vraagt. |
d. | In mijn stuk over Walschaps humanisme ging het niet over het conflict van geloof en rede, maar wel van geest en natuur d.i. veel algemener en fundamenteler. Het conflict geloof-rede is daarmee slechts zijdelings verbonden. |
e. | Van ‘les te lezen’ is geen spraak, wel gold het de juiste zin van Walschaps werk, in een van zijn aspecten, te vinden. En daarmee verbonden: de juiste draagwijdte van dit werk voor een ontwikkeld, nadenkend mens te bepalen. Of is litteraire critiek verboden? |
|
6. | Niet ter zake! Maar toch terloops wil ik aanstippen: indien Walschap aan de levenskracht van het rationalisme nog gelooft gelieve hij te onderzoeken wat daarvan nog levend is op de gebieden van: wijsbegeerte, psychologie, ethnologie, taalkunde, litera- |
| |
| |
| tuurwetenschap, geschiedeniswetenschap, etc. Hij zal er geen rationalisme vinden! Dan mag hij ook de literatuur van de laatste 50 jaar niet vergeten, vooral de auteurs die hem diep hebben beïnvloed: Dostojewski, Nietzsche, Hamsun, Unamuno, etc. Het is eenvoudig verpaffend dat iemand, wiens hele werk de daemonie van het irrationalisme en het ‘vergif’ van het denken verkondigt, hier aantreedt als verdediger van het... rationalisme!!! En voor wat de verhouding van het rationalisme tot het godsdienst-verschijnsel betreft: op alle gebieden van de godsdienst-studie (godsdienstwijsbegeerte, godsdienstpsychologie, ethnologie) werd de ontoereikendheid van het rationalistisch standpunt duidelijk ingezien. En elke dag meer en meer. |
7. | Niet ter zake! Walschap leest in onzen tekst van alles dat er niet staat. Fouten van gedrag? karakter? tekort aan verstand? moordenaar? dief? krankzinnige? zwakzinnige? schizophreen? vierderangsschrijver? Insinueren? Waar haalt Walschap, met zijn vrijgevige verbeelding, al die beschuldigingen vandaan? Men zou er van rillen. Van al die kwaliteitsbepalingen is toch niets te bespeuren in mijn tekst!!! Waarom acht Gerard Walschap zich dan genoopt die vermeende - door hem verzonnen - aantijgingen tegen mij uit te spelen en het voor te stellen alsof ik een onbeschaafde schurk zou zijn, die niet zou aarzelen hem al die gemeenheden toe te slingeren? Ik acht zulke methode betreurenswaardig, al komt ze mij niet voor als volkomen nieuw. Ik heb in mijn leven al reeds meer dan eens ondervonden dat onbeheerste mensen, wanneer ze over geen degelijke argumenten beschikken, den persoon zelf van hun tegenstrever - soms op de laagste wijze - gaan aanvallen of discrediteren. Dat laat mij vrij koud, maar ik wil slechts aanstippen dat Gerard Walschap mij noch enig ander christelijk criticus raadgevingen of verwijten inzake polemische methode heeft toe te sturen. De polemieken die men van hem in ‘Parool’ en hier in ons blad kan lezen, bewijzen dat hij zelf inzake netheid van polemische manieren nog alles te leren heeft. Dat zijn tekortkomingen in die aangelegenheid hem speciale sympathie zouden bezorgen, zoals hij beweert, betwijfel ik ten sterkste. |
Enfin, we kunnen den schrijver die hier ‘uitkomt voor de opvattingen van de grote meerderheid der ONTWIKKELDE EUROPEANEN en die regelrecht indruischen TEGEN DE CHRISTELIJKE’ met zijn polemische repliek geen proficiat wensen. De ontwikkelde Europeanen, zo vrijzinnigen als Christenen, weten sinds eeuwen en eeuwen dat het niet volstaat een grote mond open te zetten over humanisme om een humanist te zijn. Gerard Walschap weet dat nog niet. Het zal ook wenselijk zijn voor het Ontwikkeld Europa dat hij het ‘bundeltje niet opgenomen replieken’ maar liever niet publiceert. De ontwikkelde vrijzinnigen kunnen door proza als dit van zijn repliek slechts worden ‘geëmbêteerd’ en de ontwikkelde Christenen zullen er noch schade noch baat van ondervinden. Met Humanisme heeft het ook niets te maken. Zelfs niet met elementaire logica. Kortom, het Ontwikkeld Europa wordt er niet door geholpen. Alleen zal het niet verplicht zijn te glimlachen of te blozen wanneer Gerard Walschap als schrijver voldoende zelfrespect krijgt om dergelijk onsamenhangend nutteloos proza voortaan in zijn schuif te houden.
Hiermede zijn we dus als Christenen ‘fair’ en dapper genoeg geweest om de onzakelijke ripost van deze Vertegenwoordiger van de Grote Meerderheid der Ontwikkelde en Ontvoogde Europeanen, wiens verlichte en onverwarde gedachten rechtstreeks indruisen tegen de Christelijke achterlijkheid, in ons maandschrift op te nemen en zakelijkbondig te beantwoorden. Zowel die opname als dit antwoord gebeurde MET TEGENZIN. Onze cultuur heeft aan een ripost als die van Walschap niets te winnen. En hij zelf evenmin. Wij menen het veel beter met hem dan hij vermoedt. Daarom hebben wij aan zulk, helaas opgedrongen, gebakkelij een hartsgrondige hekel.
Albert WESTERLINCK.
|
|