tegen al wat niet overeenstemde met een antropocentrische, op het materiële gerichte wereldbeschouwing (philosophisch materialisme bv). Het Christendom werd belachelijk gemaakt en uit hun hart gerukt, en vervangen door de mythe van het bloed. Dit alles verergert nog de hopeloze toestand der Duitse jeugd. Daarenboven is ze thans, gekweld door de strijd om het bestaan, amper nog in staat tot belangstelling voor hogere geesteswaarden.
Hoe zullen de dichters, die zich eenmaal uit deze generatie zullen omhoogworstelen, de wereld zien? Zullen ze verbitterd zijn, gepantserd met scepticisme, zullen ze aan alle waarden - waarheid, rechtvaardigheid, liefde, vaderland - twijfelen en ze overboord werpen, en een nieuw nihilisme in de armen vallen? Of zal juist die dubbele, geestelijke en materiële kwelling een verlangen naar nieuwe waarden, naar nieuwe idealen doen ontwaken, om - zoals in de natuur vanzelf genezing intreedt - de afschuwelijke ontgoocheling van het verleden te boven te komen? Zullen ze het philosophische materialisme nu uiteindelijk achter zich laten en terugkeren naar een ideaal wereldbeeld, gecentreerd rond de Theos, bron van het hogere in de mensch en de wereld?
De geschiedenis leert dat het denken door de wet der polariteit beheerst wordt. Dienvolgens kan men verwachten dat het tijdperk van grof materialisme, dat, ofschoon uiterlijk bemanteld, toch aldus dient genoemd te worden, thans gevolgd moet worden door een periode van diepe bezinning en terugkeer naar supra-reële, metaphysische dingen.
Wie zal echter de jonge Duitse generatie terugleiden naar de verloren idealen? Kan men, wanneer een ontwikkelingsgang onderbroken wordt, eenvoudig weer aanknopen op het punt waar de breuk ontstond?
Hier dient de wereld de jonge Duitse generatie te helpen. Alleen zal ze niet in staat zijn, de verwarring van haar ontgoochelingen te boven te komen en uit het vaarwater van het nihilisme te blijven. Ook op geestelijk gebied moeten slagbomen en grenzen worden uitgewist, en moet de jonge Duitse generatie, na al die jaren van gedwongen afzijdigheid, weer kunnen uitkijken over de wereld. Alleen goede wil en begrijpen van ALLEN kan hier helpen, want het gaat om mensen die verkeerd werden opgeleid, het gaat om misleiden, geen eigenlijke schuldigen.
Intussen wijzen alle tekenen er op, dat de zaken een gunstige wending nemen. Er is nog te weinig tijd overheen gegaan om een ontwikkeling in een bepaalde richting waar te nemen, maar wie met de jeugd omgaat, merkt elke dag naast afgekeerdheid en scepticisme, ook verlangen en hartstochtelijk worstelen en streven naar waarheid, zoeken naar een nieuw wereldbeeld en nieuwe waarden.
Heel deze strijd, al deze problemen zullen hun weerslag hebben op de Duitse poëzie der toekomst. Want poëzie, ware poëzie althans, is niet van het leven te scheiden. Vele epische werken der komende jaren zullen stellig nog het karakter hebben van verslagen of kronieken, ons nog doen terugdenken aan de verschrikkingen van de oorlog, zoals de roman van Theodor Plivier, ‘Stalingrad’. Vele van die romans zullen wellicht van al te voorbijgaande aard blijken