landsche literatuurcritiek is het een primeur!
In bovenvermeld stukje wordt door F.V. Toussaint nog beweerd dat hij geen profeet wil zijn, maar hij waagt zich niettemin aan een voorspelling: ‘Na het nazisme daalt ook ten grave het werk van Felix Timmermans.’ Indien de toekomstvisie van Toussaint hier hetzelfde waarheidsgehalte bevat als zijn visie op Timmermans' literaire faam in het verleden, dan mogen wij ons ongeveer aan het tegendeel van deze profetie verwachten! Intusschen vragen wij ons af hoe iemand die voldoende bezadigd verstand en zelfs de noodige dosis scepticisme blijkt te bezitten om zich geen profeet te wanen, zoo iets uitkramen kan! Welk impuls of sentiment kan er dezen criticus toe nopen de geesten der toekomst te bezweren teneinde den literairen dood (niets minder dan dat!) van Timmermans toch maar te bespoedigen. Ach kom, het elementairste inzicht in de geschiedenis leert ons dat de literaire toekomst van Timmermans' werk niets, maar ook niets, met fascisme of democratie zal te maken hebben. En een belangrijker waarheid is dat de aesthetische beoordeeling van een werk, zij het van Timmermans of Toussaint of Verschaeve of wie ook, nu of nooit iets met nazisme of anti-nazisme mag te maken hebben. Indien Hitler de novellen van Toussaint geschreven had dan zouden deze, wanneer ze thans ter sprake mochten komen, verdienstelijk proza moeten genoemd worden en indien F.V. Toussaint de romans van Jef Van de Wiele op zijn passief had dan zouden zij minderwaardige voortbrengselen moeten genoemd worden, tijdens den oorlog zoowel als nu, ook al had Toussaint zich in die oorlogsjaren - en niet zoo laattijdig en te onpas als hier! - door openlijk-antinationaalsocialistische literaire stellingname doen opmerken.
De persoonlijke houding van Timmermans tijdens de bezetting komt hier niet ter sprake; ze komt hierbij ook niet te pas. Daarover heeft geen enkel literair collega, 't zij oud of jong, openlijk te oordeelen, laat staan te veroordeelen. Voor dat werk bestaan andere instanties. Wij stellen met genoegen vast dat deze blijk geven van een gezonder en rechtvaardiger oordeelvermogen dan Toussaint, die Timmermans zoowaar voor al de misdaden van Dachau, etc. wil verantwoordelijk stellen. Zelfs indien Toussaint in Dachau had gezeten zou zijn oordeel onrechtvaardig moeten genoemd worden en zijn stukje over het literaire werk van Timmermans, alhoewel wellicht psychologisch-verklaarbaar toch grof, onwaar, onwaardig en hatelijk. Dit moet ons van het hart: men moet met een sinisteren inquisiteur-geest zijn behept, men moet weinig controle bezitten over intieme impulsen en sentimenten, men moet kunnen blijk geven van het tekort van den elementairsten tact, om zulk een kennenlijk genoegen te beleven bij het wroetelen in andermans gedragingen. Waar gaat het met onze letterkundige wereld naartoe, wanneer wij allemaal als straatvarkens in elkanders persoonlijk leven gaan snuffelen om onze bevindingen, vermoedens, bedenkingen en insinuaties te publiceeren?
F.V. Toussaint is helaas in dit genre van fanatiek-inquisitorische critiek, die mij de somberste dagen van de nazi-bezetting (denk aan de ‘persoonlijke’ critiek van Balming, enz.) herinnert, niet aan zijn proefstuk. In hetzelfde tijdschrift heeft hij vóór een paar maanden Jozef Muls aangevallen, met dezelfde ongeschakeerd-groffe uitspraak over de literaire waarde van diens werken en met soortgelijke insinuaties over diens persoonlijke gedragingen.
Wij kunnen - waarschijnlijk met velen in dit land! - deze houding van Toussaint slechts diep betreuren. Zij lijdt aan euvels, die noch door vaderlandsliefde noch door gezonden rechtvaardigheidszin kunnen worden gerechtvaardigd. Hij, die gezien zijn leeftijd en verdiensten na den dood van Vermeylen eenigermate diens leidende rol zou kunnen overnemen in onze literaire wereld, vergooit zijn gezag door practijken die men van uit het standpunt eener beschaafde humaniteit slechts afwijzen kan. Hij verkwanselt het genegen respect, dat hem als auteur rechtmatig toekomt, op ergerlijke wijze door een naargeestige inquisitie-zucht, blinde partijdigheid en giftig-polemisch geschrijf; kortom, hij helpt de eenheid van onze Vlaamsche letterkunde, die men met gezondopbouwenden zin moet wenschen en bevorderen, ondermijnen. Indien wij ons land over enkele jaren tot een onbewoonbaren Balkan willen omscheppen, dan moeten wij allen zijn voorbeeld volgen.
Alb. W.