Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91(1946)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 550] [p. 550] Jac. Schreurs M.S.C. Emmaüsgangers Dauwtrappers schenen het, zoo vroeg op pad, Voor dag en dauw vertrokken uit de stad; Of lieden die een dag uit visschen gingen, Doch, wie kon luisteren hoorde vreemde dingen, En de een geloofde maar de ander niet. Met zijnen dood, zei die, is 't àl geschied; Ons deerlijk, man voor man, de kruin geschoren, En de ander sprak: mijn hoop is niet verloren! En plukte een bloem en stak die in den mond. Het woord der vrouw is een te onvaste grond, Ging d'eerste voort, om veilig op te bouwen; Men zou met de eigen oogen moeten schouwen. Misschien, zei de ander, en zijn aangezicht Werd door de bloem in zijn mond plots zeer licht, En ik herkende in hem zijn tegenhanger: Den schemermens, den eeuwigen Emmausganger. Vorige Volgende