| |
| |
| |
Dr Frans van Cauwelaert
minister van State
Twee katholieke voormannen
Prosper Poullet en de Politiek van zijn Tijd door Ludovic Moyersoen. - Uitgegeven bij ‘De Kinkhoren’ Brugge-Brussel. in 8o 534 pp.
Professor Dr Emiel Vliebergh door P.J. Salsmans S.I. - Uitg. Davidsfonds, Leuven. 222 blz.
Het beste gedenkteeken dat voor een verdienstelijk staatsman kan worden opgericht is een verzorgde biographie. Geen andere hulde verschaft hem meer ruimte in den geest van het nageslacht; geen ander spreekgestoelte verzekert hem een aandachtiger gehoor, over het graf heen. De vrienden en bewonderaars van wijlen Prosper Poullet zullen den heer Ludovic Moyersoen dankbaar blijven voor de wijze op dewelke hij aan dezen edelen staatsman deze geestelijke voortleving heeft vergemakkelijkt. De studie die hij gewijd heeft aan het werk en de persoonlijkheid van Minister Poullet is niet alleen een daad van gewettigde piëteit tegenover een man, die aan zijn land, zijn volk, zijn Kerk de grootste diensten heeft bewezen en wiens rechte levenswandel tot voorbeeld mag worden gesteld aan ieder opkomend geslacht, zij getuigt ook luide voor de bekwaamheid en de wetenschappelijke bezorgdheid van den schrijver. Dit werk is de vrucht van een omvattende en gewetensvolle bronnenstudie, van een zeer uitgebreide kennis van onze politieke geschiedenis en de maatschappelijke vraagstukken die er meer en meer den inslag van uitmaken, van een klaren kijk op menschen en toestanden en een opmerkelijke gave om in ordelijke opvolging gebeurtenissen te schikken, die gedeeltelijk door mekaar loopen. Het werk van den Heer Moyersoen is een duurzame verrijking van onze historische literatuur. Ook als Vlamingen kunnen wij er ons over verheugen.
Het leven van Prosper Poullet is het toonbeeld van een man, voor wie een hooge opdracht werd weggelegd en die ze vervuld heeft met een overgave en een bekwaamheid, die van hem hebben gemaakt een idealen dienaar van het gemeenebest. Prosper Poullet was geen baanbreker, geen voorvechter in den zin van iemand die wordt aangegrepen, van in zijn jeugd, door een gedachte of een gemoedsdrang welke een uitweg zoekt en die zich in het strijdveld werpt met een passie, welke slechts stilaan zal worden gebreideld.
| |
| |
De politieke overtuigingen van Minister Poullet zijn gegroeid uit de ervaring, maar in zijn aangeboren rechtschapenheid heeft hij de waarheid en het recht, wanneer hij ze ontmoette, omhelsd met een onbevangenheid en een vastberadenheid die van hem een strijder hebben gemaakt, die geen bezwaren ontweek eenmaal dat het recht en de doelmatigheid van een groote zaak hem gebleken waren. Zoo is het dat hij geworden is een van de meest verdienstelijke verdedigers van ons Vlaamsche volksrecht. Zoo is het dat Prosper Poullet de effene baan van de geleidelijke politieke successen vaarwel heeft gezegd, nadat deze reeds in zijn bereik waren gekomen, om den rotsigen weg te verkiezen van den strijd, waar hij de hoogte van zijn leven heeft gevonden en gevestigd.
In het nawoord, waarmede de heer Moyersoen zijn werk besluit heeft hij de essentieele karaktertrekken van Prosper Poullet op zeer treffende wijze samengevat: een rasechte aristocraat die met geheel den adel van zijn wezen intrad voor de christelijke democratie; een man van wetenschap die trouw bleef aan de objectieve waarheid te midden van al de tegenstrijdigheden van de politiek; een denker die zich voorbereidde op de daad; een vaderlander die Vlaamschgezind werd uit liefde voor het geheele land; een staatsman, voor wien plicht en wijsheid licht en liefde zijn geweest. Dit alles verhelderd en versterkt door een godsdienstige vroomheid, zonder vertoon maar diep gelegen in een geloofsovertuiging, die hem als kind geschonken was in den familieschoot en die steeds de kinderlijke schoonheid van haar oorsprong bewaard heeft. Maar men moet den schrijver volgen van den beginne af om te zien hoe deze zedelijke eenheid en adel, die de persoonlijkheid van Prosper Poullet zoo aantrekkelijk en zoo eerbiedwaardig hebben gemaakt, hem progressievelijk in botsing hebben gebracht met zijn jeugdomgeving en hem, wellicht tegen zijn eigen verwachting in, gedreven hebben tot in het hart van de twee groote strijdvragen, die onze politiek hebben beheerscht tusschen de twee wereldoorlogen in: het Vlaamsche en het sociale vraagstuk.
Niets inderdaad in zijn huiselijke omgeving of in de kringen van zijn jeugdomgang bracht hem in aanraking met de dubbele crisis waarin hij later zulke vooraanstaande rol zou spelen. De sociale plicht werd hem vooral aangeleerd onder den vorm van de christelijke liefdadigheid en zijn geheel Fransche opvoeding kon hem vanzelfsprekend geen aanvoeling verschaffen met een taalmalaise en met geestelijke nooden, die zelfs in de Vlaamsche huiskringen slechts sporadisch tot uiting kwamen. Deze eenzijdigheid werd alvast niet verholpen in het cabinet van den Heer Woeste, bij welken de jonge advocaat Pr. Poullet zich in 1890 als stagiaire laat inschrijven. Maar zijn fijngevoeligheid voor recht en rechtvaardigheid, zijn aangeboren menschenliefde en sociale zin deden hem zeer spoedig erkennen dat de christelijke caritas niet voldoende was om aan de arbeiders een menschwaardig bestaan en aan de samenleving de noodige standvastigheid te verschaffen. En alhoewel hij niet tusschen de herauten van de opkomende christelijke arbeidersbeweging kan worden gerekend, hij heeft van den beginne af met open gemoed de ontwikkeling
| |
| |
van de arbeidersorganisatie en haar program gevolgd en bevorderd en zich van wege de arbeiders van het Leuvensche - waarvan hij later de vertegenwoordiger werd - in een steeds groeiend vertrouwen mogen verheugen.
Tot vóór den oorlog van 1914 was Pr. Poullet op politiek gebied, het meest gekend als de verdediger van de rechtmatige aanspraken van het Katholiek vrij onderwijs. Hij was het als lid van den gemeenteraad van Leuven en van den provincieraad van Brabant - waarin hij verkozen werd in 1900 - en hij was het vooral als lid van de Kamer der Volksvertegenwoordigers, na 1908 en als Minister van Kunsten en Wetenschappen vanaf 1911. In deze eerste jaren van zijn parlementair leven liet Prosper Poullet zich eveneens gelden in het militair en het koloniaal probleem en steeds in vooruitstrevenden zin, maar het is eerst na den oorlog van 1914-1918 dat hij, door de tragische ervaringen van deze gruwelijke jaren tot het volle bewustzijn gebracht van de nog heerschende toestanden, zich onvoorwaardelijk en met de geheele toewijding van zijn gezag en wetenschap, in den dienst heeft gesteld van de christelijke democratie en van ons Vlaamsch rechtsherstel.
Doch eenmaal dat de motieven en doeleinden van deze dubbele maar onderling verwante volksbeweging volledig klaar waren geworden vóór zijn geest, dat hij geholpen door zijn diepe kennis van de geschiedenis er als staatsman de ingrijpende beteekenis van had begrepen en zijn rechtgeaard gemoed onder den indruk was gekomen van het geleden onrecht - dat, voor zoover het de Vlamingen betrof, hem vooral had verontwaardigd in de miskenningen en vervolging waaraan vele Vlaamsche jongens op het IJzerveld hadden blootgestaan - wierp Prosper Poullet zich in het strijdperk met al zijn invloed zonder aanzien van de onaangename gevolgen die hij zich aldus vrijwillig over het hoofd trok.
Als een bewijs voor zijn onbuigzamen rechtszin en zijn durvende Vlaamschgezindheid weze er in het voorbijgaan aan herinnerd hoe hij met hardnekkigheid Prof. Jules Persijn zaliger heeft verdedigd tegen de bestuurlijke instanties die hem wilden afstellen als hoogleeraar te Gent en te Antwerpen. Nadat Dr Persijn in beginsel had aanvaard om als professor op te treden aan de Vlaamsche Universiteit, welke door de activisten te Gent was opgericht, nam hij zijn toestemming onmiddellijk terug toen hij vernomen had dat er ook een Duitscher zou doceeren, die tegen onze jongens had gestaan op den IJzer. Zoodra Poullet, toenmalige minister van Kunsten en Wetenschappen dit vernam, trok hij het besluit van afstelling, tot welk reeds was overgegaan, in en hij heeft nooit geduld dat er zou worden teruggekomen op een geval dat bestuurlijk als afgedaan moest worden aanzien. Gelukkig leefden we toen nog in een tijd, die naast vele tekortkomingen toch nog eenigen eerbied overhield voor den ouden rechtsregel ‘non bis in idem.’
Men zou kunnen wenschen dat de schrijver ons een meer volledig beeld hadde gegeven van 's lands politiek in het algemeen, als belichting van Poullet's politieke ontwikkeling en bedrijvigheid. De ondertitel van het werk liet zulks eenigszins verwachten. Vermoedelijk is de schrijver teruggedeinsd
| |
| |
voor een overdreven uitbreiding van een werk dat thans reeds 534 wel bedrukte bladzijden bedraagt. Aan de noodige kennis ontbrak het hem voorzeker niet. Daarvan geven zijn gelegenheidsbeschouwingen voldoende bewijs. Maar wat de persoonlijkheid, het leven en werken van Minister Poullet zelf betreft - en dat was het eigenlijke doel van deze studie - wordt de weetgierigheid van den lezer ten overvloede bevredigd, en het is aan de hand zelf van de geschriften en redevoeringen van Minister Poullet of van oorspronkelijke getuigenissen dat deze inwijding geschiedt.
Ik kan de verspreiding van dit uitstekend werk - een uitmuntende leerschool voor hoogstaande politiek - niet genoeg aanbevelen en hoop dat het zeer bijzonder de aandacht zal trekken van de leeraars in de vaderlandsche geschiedenis van het Vlaamsche land.
***
Het werk, dat Pater Salsmans aan Vliebergh wijdde, is een boekje zonder pretentie, zonder literaire aanspraken en zonder wetenschappelijke gewichtigheid, maar een kostbaar geschenk voor ieder die Prof. Emiel Vliebergh gekend heeft, en een inspiratie voor allen. Het is het eenvoudig, ongekunsteld, maar tevens zakelijk, helder en verheffend verhaal van wat het leven en het heldhaftig lijden geweest is van den man, die tusschen de bekende Vlamingen uit den jongsten tijd, op de meest volmaakte wijze de deugden heeft beoefend naar welke ieder Katholiek intellectueel Vlaming streven moet: arbeidzaamheid, rechtschapenheid, plichtbesef, liefde voor zijn evennaaste en voor het volk, dat ons als levende gemeenschap het naaste is, offervaardigheid en zelfverloochening, vastheid van geloof, vurige Godsvereering en - in de uren der bezoeking - gelatenheid en loutering, die de ziele boven het lijden houdt.
Het is te hopen dat voor de bevrediging van onzen meer ijdelen smaak, die een schoon leven wil gekleed zien in woorden welke op zichzelf een tooi zijn, eenmaal een nieuw boek zal gewijd worden aan Emiel Vliebergh, door iemand die verder zal hebben afgestaan van hem dan eerwaarde Pater Salsmans, den biechtvader van zijn meest heldhaftige levensjaren, door iemand die tevens minder uitsluitend begaan zal zijn met de bovennatuurlijke heerlijkheid van zijn leven. Wanneer de documenten zullen zijn teruggevonden, die aan Pater Salsmans werden toevertrouwd en die hij zoo goed heeft geborgen dat ze voorloopig onvindbaar bleven, moet een jonge Vlaming, met een goede pen, Vliebergh en zijn tijd eens vollediger, ik zou zeggen meer plastisch uitbeelden dan in dit sober dagboek werd gedaan. Emiel Vliebergh is iemand die moet kunnen worden gezien en bewonderd in geheel zijn persoonlijkheid, ook door geslachten, die hem alleen zullen benaderen langs den weg van den door hem verkregen roem. Indien Dr. Juul Persijn - aan wiens hand de eerste bladzijden van deze levensbeschrijving zijn ontleend - zijn opzet om de Vlieberghfiguur uit te beelden met al de liefde en de kunstvaardigheid die in hem was, had kunnen tot een goed einde brengen dan ware deze definitieve getuigenis reeds in onze handen. Maar het simpel levensverhaal van Pater
| |
| |
Salsmans is het boek dat Vliebergh zaliger zichzelf het liefst zou toewenschen, indien hij ons zijn verlangen kon overmaken, en laat ik er aan toevoegen dat het ook deze bescheiden en zoo liefderijk geschreven herinneringen en beschouwingen zijn, die het duurbaarst zullen blijven voor hen die het voorrecht hebben gehad zijn vrienden te zijn, want zij hebben geen historische aanvulling noodig om Emiel Vliebergh te zien in de volle beteekenis van zijn leven en hem met stijgende bewondering te volgen op een lijdensweg, die naar hun aller innig vermoeden, gevoerd heeft naar het hoogste toppunt van het christelijk leven, naar heiligheid.
Het leven van Emiel Vliebergh is een passend voorwerp voor geestelijke meditatie. Het hoofdstuk, dat voor titel draagt ‘De Rechtvaardige leeft door zijn geloof’, en waarin de ervaren en geleerde zielekenner, die Pater Salsmans was, de ontleding geeft van Vliebergh's bovennatuurlijke gaven en verdiensten levert overvloedige stof voor zedelijke beschouwingen van verheven aard. Maar hetgeen voor ons aan het voorbeeld van Vliebergh een bijzondere opvoedende waarde geeft, is het feit dat hij de beoefening van zijn geestelijk ideaal gezocht en gevonden heeft in den zelfvergeten dienst van ons eigen volk, als sociale leider, als geleerde en als strijder met woord en pen.
Men looft in een anderen Vlaming, die reeds tot de eer der altaren werd verheven, den Heiligen Johannes Berchmans dat hij vooral uitblonk door de volmaakte en bovennatuurlijke vervulling van zijn dagelijksche plichten. Men zou van Emiel Vliebergh hetzelfde kunnen getuigen. Er was in hem niets dat hem van voren af aan scheen te bestemmen om een zeldzaam groote te worden te midden van zijn volk. Hij droeg niet het merk van het genie. Hij was geen meester van het woord, het weze gesproken of geschreven. Er was niets in hem dat vroegtijdig den man van beteekenis openbaarde. Hij was een kind en een humaniorastudent zooals er honderden zijn: verstandig, vlijtig, braaf en eenvoudig. Als zoon van een gendarm heeft hij ook in zijn kindskorf niets gevonden dat hem in de maatschappelijke rangorde automatisch zou opvoeren. Het eenige dat, volgens het verhaal van Pater Salsmans, moet zijn opgevallen was de buitengewone nauwgezetheid welke Vliebergh reeds als kind heeft vertoond bij het vervullen van de hem voorgeschreven schoolplichten, en zijn vroegtijdige levensernst. Hij was nooit speelziek, noch zeer mededeelzaam. In het klein seminarie te Roeselare, waar hij op de derde Latijnsche binnentrad, kwam hij voor het eerst in aanraking met de Katholieke Vlaamsche studentenbeweging, voornamelijk door zijn omgang met zijn klasgenoot De Saegher, die later als Benediktijner monnik van Keizersberg zijn geestelijke leider zou worden, en Karel Seghers, toekomstigen missionaris van Scheut, die van hem een flamingant heeft gemaakt. De voltooiing van zijn genereuze levensopvatting en van zijn vaste Katholieke persoonlijkheid heeft hij echter eerst het jaar daarna gekregen, op het College te Veurne, onder de bedreven leiding van een fijnen man en hoogstaanden priester, eerwaarden Heer De Quidt, voor wien E. Vliebergh steeds een bijzondere vereering heeft aan den dag gelegd. Wanneer hij de rhetorika verliet voor de Universiteit van Leuven was
| |
| |
de jonge Vliebergh als karakter, als Vlaming en als man van Katholieke sociale actie definitief gevormd. Zijn kameraden wisten reeds dat hij iets worden zou. Het terrein van zijn maatschappelijke bedrijvigheid - de verheffing van den boerenstand - heeft hij eerst in den loop van zijn universitaire studiejaren nader verkend, maar zooals hij te Leuven is aangekomen is hij gebleven, zonder de minste afwijking, tot op den laatsten dag van zijn studentenleven: voorbeeldig in zijn godsdienstigheid, eenvoudig in den omgang, ernstig in al zijn bedoelingen, gezellig met de vrienden, studielustig tot in het overdrevene, Vlaming uit één stuk, werkzaam deelgenoot van alle opbouwende Vlaamsche vereenigingen en initiatieven, een diep christelijk sociaal denker die zich voorbereidde, doelbewust en met volle overgave, voor een leiderschap, dat eenmaal voor geheel ons Vlaamsche volk een blijvende weldaad zou worden.
Zoo was Vliebergh als hoogeschoolstudent en zoo kwam hij terug te Leuven, na de jaren welke hij als bezitter van een reisbeurs had doorgebracht met studietochten naar Duitschland, Italië, Frankrijk, Engeland en Ierland. Steeds dezelfde, enkel met meer ervaring, meer gezag, meer invloed. Wie Vliebergh een dag heeft gekend, heeft hem gekend al de dagen van zijn zoo vruchtbare leven, zoo oprecht, zoo geheel en zoo gelijkmatig was hij in al de uitingen van zijn zoo bedrijvig bestaan. Ik ben met E. Vliebergh voor het eerst in aanraking gekomen toen hij zijn studiereizen had geëindigd en zich als advocaat te Leuven kwam vestigen. Hij had reeds naam verworven onder de Vlamingen en het was met een bijzondere achting dat we opzagen, naar dien jongen advokaat, die alhoewel geen professor noch zelfs docent, nooit ontbrak op de vergaderingen van Met Tijd en Vlijt of van den Socialen Sprekersbond, dien we nooit vruchteloos aanspraken voor medewerking, en die altijd bereid was kosteloos te pleiten voor de studenten, die op bedenkelijke manier in aanraking waren gekomen met de politie van burgemeester De Coster, en die geen andere behoefte scheen te kennen dan te werken, altijd maar te werken voor onze boeren, onze werklieden, onze Vlaamsche en Katholieke zaak onder alle mogelijke gedaanten. Ik zou vele bladzijden kunnen vullen met herinneringen uit deze gouden jaren, waarin Emiel Vliebergh zienderoogen steeg tot dat sociaal leiderschap, dat door de boeren van geheel het land toenmaal reeds hoog werd gewaardeerd, en aan Prof. Vliebergh de wegen der internationale vermaardheid reeds half geëffend! Er werd in die jaren geen enkel Vlaamsch Katholiek initiatief genomen, waaraan hij geen werkzaam aandeel nam of waarvan hij zelf niet de spil werd. Ik vermeld slechts in het voorbijgaan de Vlaamsche vacantieleergangen en het zoo verdienstelijk weekblad Hooger Leven. Er was voor zijn toewijding geen werk te klein en geen werk te veel, als het maar goed was voor ons
volk en voor den Heer. Met hoeveel zelfverloochening dit alles gepaard ging weten alleen zij die hem van dichtbij hebben gekend. Uit liefde voor zijn ideaal weigerde hij elk politiek mandaat, zag hij vrijwillig af van het huwelijksleven en wat hij op den Boerenbond verdiende was een zeer schamel loon. Hij leidde zonder meer het leven van een leekapostel en, naar menschelijke berekening moest uit hem groeien een man die
| |
| |
een zeldzamen invloed zou uitoefenen niet alleen over de toekomst van het Katholieke Vlaanderen, maar van geheel het land.
Maar de Heer had hem uitgekozen voor een meer bovennatuurlijke roeping; een roeping waarvan we wellicht op dit oogenblik nog niet de volle verhevenheid en vruchtbaarheid beseffen maar die op zijn omgeving en zijn vrienden een onvergetelijken indruk heeft nagelaten, deze van de blijmoedige deelneming aan het lijderschap van Christus.
Ik zal me niet veroorloven in verdere beschouwingen te treden over het geestelijk uitzicht van deze tweede en laatste phase van het leven van Emiel Vliebergh, gedurende welke hij meer dan tien jaar lang een toenemende en eindelijk totale verlamming verdragen heeft en overwonnen met een onverstoorbare helderheid van gemoed, terwijl hij met een even helderen geest zijn onvermoeibare werkzaamheden als professor, sociaal leider en Katholiek Vlaamsch voorman heeft voortgezet tot enkele uren vóór dat hij voor eeuwig ‘zijn geluk inging’. Hij is gedurende al die jaren geweest een levend mirakel des geloofs, een onweerlegbaar getuige voor de mysterieuze zaligheid van het Kruis door Gods genade, een uniek weldoener van ons volk, door het voorbeeld, de les en het offer van zijn leven. In de werkkamer van dezen zieke, werd meer gelachen en gegekscheerd dan in de gewone vrienden-kransjes en de meest opgewekte was Vliebergh zelf, want wij, zijn vrienden, konden met moeite achter onzen lachenden mond het leed verbergen om de groote kracht die vóór ons zienderoogen gesloopt werd. Voor Vliebergh was deze lange lijdensperiode niets anders dan de normale voortzetting en de stille heiliging van het dagelijksch werk, dat hij zich uit idealisme had uitgekozen; maar voor dezen die hem van dichterbij gekend hebben staan deze laatste jaren van zijn leven in een hooger licht. De schoonheid van zijn menschelijkheid werd meer en meer overglansd en verdrongen door de ongewone kracht van zijn bovennatuurlijke geestelijke grootheid. De liefde van zijn vrienden werd voor hem opgedreven tot steeds meer bewondering en vereering. De strijdende werd de heilige Vliebergh, en dat is, bij zijn graf, onze spontane en eenstemmige begroeting geweest.
Zij, die deze rustige opstijging van het eene naar het andere leven bij Em. Vliebergh, als vrienden van zijn huiskring, hebben mogen meemaken worden, eilaas, met den dag minder talrijk. Mgr. Sencie, Mgr. Luytgaerens, Prof. Persijn, Prof. Scharpé, Prof. Frateur, Lodewijk Dosfel, en zoovele andere vrienden en medestrijders van de schoone jaren vóór den eersten wereldoorlog, allen hebben Emiel Vliebergh vervoegd in het hiernamaals. Ook gij, zijn engelachtig-toegewijde zuster Maria Vliebergh en gij, de meest intieme vertrouweling van zijn schoonste zielejaren, Eerw. Pater Salsmans. Maar tegenover dezen laatste voel ik mij met alle vrienden van Em. Vliebergh tot bijzonderen dank verplicht, omdat hij ons, als zijn eigen laatste werk, de groote getuigenis heeft nagelaten, dat E. Vliebergh geweest is ‘een der schoonste zielen die hij gekend heeft.’
Laten we Vliebergh niet vergeten. Hij vergeet ons niet.
|
|