Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91(1946)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 525] [p. 525] Pieter G. Buckinx De laatste nacht Mijn laatste nacht in dit versomberd huis dat morgen wordt gesloopt. Ik luister naar 't geruisch der appelboomen in den voorjaarswind en waak en bid, zooals ik eens als kind gewaakt heb en gebeden, in de koele nachten wanneer de koekoek riep, diep op den horizon, waar reeds het licht zijn zilveren tocht begon. O prille kinderdroom: te slapen in de grachten bij geur van meidoorn, aardbei en jasmijn, en zonder droefenis en zonder zorgen, verloren en bereid, in uwen arm geborgen, te slapen slechts en niets dan droom te zijn. Vaarwel. Ik zie de ceders en de zwarte linden voor het raam, waarin de maan ontwaakt. Wie roept mij in den nacht? Wie heeft mij aangeraakt in dezen droom? Ik bid voor mijn beminden. Ik hoor een witte engel zingen hoog op de marmeren zuil der hel. Ik zie den ring der maan verspringen over mijn roode heuvelklingen, over mijn zwarte citadel. Vaarwel. Vaarwel. Straks zet de jonge zon de wereld van mijn jeugd in sombren gloed. Ik hoor het bonzend smeeken van mijn bloed en huiver voor dit nieuwe Babylon. Vorige Volgende