Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91
(1946)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 440]
| |
Kroniek van het proza
| |
IEen mensch op den weg verhaalt van Viator en Ludo: twee zwervers die elkander ontmoeten, herkennen en aanvullen. Tot Ludo zich tegen Viator keert, en hem doodt met een schot in den rug. Dan rent hij weg: ‘een dolle mensch op den weg’ (blz. 260). Ziehier de symboliek: Viator en Ludo bewonen elke menschenziel. De getrouwe aan waarheid, de gelukkige door goedheid, degene die zich bezint; daartegenover de arrivist, de genotzoeker, de spelende. Zoolang Viator geleiden mag, is ook Ludo een denkend mensch; doch vaak, door den twijfel bestookt, doodt de onoprechte den diep getrouwe. Hoe zou hij dan niet voorthollen als een krankzinnige? Duidelijk heeft Van Baelen de twee zwervers in zich waargenomen. Hij schrijft dus een belijdenis die een verplichting bevat: trouw aan de waarheid, aan de diepe goedheid, aan Viator! Doch waarom wordt deze door Ludo vermoord? Omdat de hedendaagsche wereld zoo handelt; vooral bij den aan vang van den tweeden wereldoorlog, toen Een mensch op den weg werd voltooid. | |
[pagina 441]
| |
Twee bestanddeelen vormen dus de materie van het werk: een autobiographisch en een actueel. Van Baelen peilt zijn eigen ziel; tegelijk is hij aan de actualiteit heel gevoelig. In zichzelf weet hij Viator leven; buiten hem raast de moordende Ludo, - en het boek vertoont tegelijk een trouw tot in den dood en een grondig pessimisme: de waarheid wordt vermoord! Neen, daar doorheen een optimisme: Viator is onsterfelijk! Want ‘aan iederen bocht van (den) weg staat God, die glimlacht...’
In Viator legde Van Baelen zijn diepere ziel dan bloot, gelijk hij die hebben wilde. Een zwerver, een getrouwe aan de waarheid, een dichter van de wonderen van het hart: samen schetsen deze drie groote trekken zijn complexe persoonlijkheid. Zwerver in den letterlijken zin van het woord ware Van Baelen wel nooit geworden; maar geest en ziel gingen uit op avonturen. Zij hadden niets burgerlijks, - en het geheele bestaan moest een ontdekken worden: leven na leven, mensch na mensch, horizon na horizon! Hij droomde het als een steeds transformeerenden groei, van wereld in wereld. Ook Lou Anders van De oude symfonie... werd een zwerver: niet alleen in zoover hij eenmaal een zwerver incarneerde - ‘zijn trouwste incarnatie’ -; maar zijn herhaaldelijk vernieuwd hart beteekent een opeenvolging van tochten, een zwerven tot aan het licht. Neen, een burgerlijk, een huiselijk, een natuurgetrouw, een tam en statisch roman had Van Baelen nooit geschreven; daarvoor hield hij te veel van verten, ontdekkingen en herscheppingen, nieuwe gesternten en hemels. Een zwerver dan, geen doler; want altijd bood hem zijn onvoorwaardelijke trouw aan de waarheid een veilig tehuis. Het hunkeren naar de laatste, de volkomenste waarheid was, voor den wijsgeerig aangelegde, den schrander redeneerende tot vernuftigheid toe, de innigste drang. Altijd droomde hij, na de twee jaar wijsbegeerte te Mechelen, van nieuwe studies in die richting, - en werkelijk: niets had hem beter gevormd. Doch veel meer dan de techniek van het vorschen, begeerde hij het inzicht, diep en helder. Het zien van de ster in den nacht; om deze dan te volgen, misschien tot in den dood. Maar abstract mocht die waarheid niet blijven: daar omheen fantaseerde de dichterlijk begaafde, fantaseerde met het hart. Hij geloofde aan het wonder, omdat hij de almacht van de liefde besefte. En de wonderen van overgave en liefde: verscheiden vormen zij den inhoud van zijn allermooiste sprookjes. Reeds doorzien we even Van Baelen's ziel en leven: een zwervend ontdekken, rustig en speelsch, met geest en hart tegelijk, onverbiddelijk getrouw aan het binnenste licht. Een wandelen intusschen door een wereld vol van kleine liefde-mirakelen en van een ontzettende verdwazing; naar een mogelijken offerdood, die van het begin af opduikt aan den horizon. Heel diep moet Van Baelen, met Een mensch op den weg, zich ontdekt hebben en bezit genomen van zijn wezen. Voorbij de grondige onzekerheid | |
[pagina 442]
| |
en de onveilige toekomst! Voorbij het niet weten waarheen; al verriedden de uitwendige levendigheid of voorname rust nooit iets ongedurigs! Voorbij het literair experimenteeren; want elke vorm en inhoud - proza en verzen, bespiegeling en actualiteit, woordspeling en droom - pasten in het nu gevonden allegorisch verhaal: encyclopedisch en toch eenvoudig, modern en toch rustig, scherp realistisch en toch zweemend naar het essay! Voorbij den twijfel, waarvan hij het sloopingswerk, zonder het in zichzelf te hebben waargenomen, zoo niet had kunnen voorstellen! Voor den 25-jarige die pas een groote ontgoocheling had doorgemaakt, beteekent Een mensch op den weg een opstanding en een vernieuwing: weer geloofde hij aan een groote, een gezegende toekomst, en hij bouwde ze op. Meteen hechtte hij zich aan zijn diepste bestemming; nooit zou hij zondigen tegen het licht. En in de wereld die thans oorlog voerde, gingen waarheid en goedheid misschien gewelddadig verloren; maar dan zou hij, de getrouwe, onder de slachtoffers zijn.
* * *
De oude symfonie van ons hart vertelt van Lou Anders, die vijfmaal door een heelkundige operatie een ander hart ontvangt. Hij leidt dus een zesvoudig bestaan. Bijna een zevenvoudig; want toen hem een hart van chroomstaal werd ingelegd, slaagde de operatie uitstekend; toch overleed de patiënt. Men kan in dezen roman een allegorische voorstelling zien van Augustinus' Irrequietum. Ongelijk heeft men niet; doch slechts voor de tweede helft van het boek, - en daartegenover staat het opzet, in de eerste helft zoo merkbaar: een zwerver boven alle zwervers te maken. Waarin verschillen beide standpunten? In de gesteltenis zelf van den schrijver. De aanvang legt een trots bloot, een zelfgenoegzaamheid die niet geheel vrij blijft van pose en goochelkunst; het besluit is deemoed en eenvoud. En dus heeft Kamiel Van Baelen, die in het begin zichzelf te veel voorop stelde, schrijvend het zelfvergeten gevonden, het zooveel schoonere einde. Eerst voerde Ludo de pen; daarna Viator. Te duidelijk blijft overigens, in de eerste hoofdstukken, het vermetel opzet: proza, met al de bewegingen van een symphonie; een technische prestatie, zooals er ons geen tweede te binnen schiet? Waarom die ironisch-superieure toon, graag koel en misprijzend, - tot de auteur zelf de betrekkelijke ijdelheid van zijn vernuft-spel bevroedde, zonder nog al de gebreken te kunnen afleggen van den onzuiveren aanvang. Hij produceerde dan een artistiek voortreffelijk werk: een werkelijke symphonie in proza, haast eenig in haar soort; wat neergehaald door een ongebreideld vernuft. Doch vanaf het dagboek van den privaatdocent (blz. 148) breekt de ernst door, die zich op het einde bijna apostolisch aanstelt. Als geheel blijft het verhaal beneden de warme mildheid, de levensvolheid van Een mensch op den weg. Van Baelen wist dat heel goed. Eenerzijds hield hij van zijn werk, zijn eersteling op de boekenmarkt, het vertoon van zooveel artistieke bedrevenheid. | |
[pagina 443]
| |
Van den anderen kant miste hij daarin zijn diepste wezen. Telkens vond hij Ludo; zelden Viator.
Bij De oude symfonie... passen verschillende opmerkingen. Wat komt de auteur vooreerst taai en volhardend voor; daar hij, na zijn eerste werk, onmiddellijk verder wilde! Naar den vorm wist hij het eerste niet heelemaal geslaagd; zooveel volmaakter, vormelijk althans, zou het tweede het licht zien. Onverpoosd verfijnde hij het taalbewustzijn en dreef de literaire techniek op: een virtuositeit die, behalve in het voorbijgaan, toch nooit zelfgenoegzaam werd. En hoe oprecht, hoe grondig ernstig trad hij naar voren! Door aanleg en vaardigheid een oogenblik verblind, aarzelde hij en bleef stil, - en de diepere mensch wilde weldra goed maken hetgeen de meer oppervlakkige verkeerd had geschakeerd... ... Na dit werk - het eerste dat verscheen - was geen twijfel meer mogelijk: we hadden een groot schrijver meer. Nog niet volgroeid, de schepper nog niet van een allen overtuigend meesterwerk; maar een even talentvol kunstenaar als bedreven vakman. Daarbij (en dat beloofde het meest) een edel en evenwichtig mensch, oprecht en dapper, zoekend naar zielsrijkdom en diepte, voor de geheele waarheid tot alle offers bereid. * * * Wat staan we, met Gebroken melodie, ineens dicht bij Een mensch op den weg! Hoe volkomen incarneert de Bretoensche luitenant Guy Roumillet den onsterfelijken Viator! Niet alleen omdat hij getuigt in de waarheid te gelooven, als zat het credo van Viator en Ludo in zijn vestzakGa naar eind(2); maar vooral omdat hij, voor Dupont, voor Pinet, voor Croquebois, voor Lebreton, voor Schrapf, voor den Kempischen schrijver die het verhaal heet samen te voegen, in de verhouding staat van Viator tot Ludo. Het eenig verschil: Ludo is hier veelvoudig. En alle Ludo's dooden Viator niet; integendeel! Toch wordt, eens te meer, Viator gedood; eens te meer in de verdwazing van den oorlog. Doch met dien dood staat Van Baelen slechts halverwege: eens zou, meende hij, de gebroken melodie heropgenomen worden, doorgezet en op een onverwachte wijze voltooid. Hij hoopte en bedacht, hij droomde; maar ook hij werd weggerukt. Ook zijn droom werd gebroken, - en Gebroken melodie gaat slechts verder dan Een mensch op den weg, in zoover eens het inzicht bestond verder te gaan, in een reeds gevonden richting. In de gedachtensfeer van het eerste boek ontbloeide dus het derde, naar den vorm afhankelijk van het tweede. Met De oude symfonie... heeft Gebroken melodie de vernuftige, de zorgvuldig uitgewerkte compositie gemeen. Gedeelten van den verhaler, van Yves Dupont, van Roumillet; een drievoudige verwikkeling, op een verschillend plan en in één perspectief! Zelfs vinden we, in meer dan één hoofdstuk, het typische mozaïekwerk weer: de variëteit van rhythme en verhaaltrant, die, door tegenstelling en harmonieering, de ééne stemming als wonderbaar verhoogt.Ga naar eind(3) | |
[pagina 444]
| |
Hoe zou Van Baelen het vervolg van Gebroken melodie bedacht hebben? Evenmin weten wij het, als Yves Dupont ooit het vervolg vernam van het halve wijsje dat Luitenant Roumillet floot. Wij kunnen onderstellen, zoeken, gissen; veel hypothesen zijn mogelijk; geen enkele staat vast. Dit alleen blijft: evenals Viator in het eerste boek onsterfelijk heet te zijn; evenzoo zou Roumillet bij zijn getrouwen heropleven, of wie hem verloochende zou zijn diepste wezen hebben verbeurd. Want Van Baelen, hoezeer hij aan den dood ook dacht, had de ziel van een optimist: de waarheid werd nooit overwonnen. Hoe zou hij Gebroken melodie hebben voltooid? Hoe had hij, in een tweede deel, de stukken van gebroken levens samengevoegd: tot een verrukkelijker geheel misschien dan indien nooit iets was geschonden? Wij weten het niet. Wilde hij, die met geheel zijn idealisme toetrad tot de weerstandsbeweging, van zijn romanhelden misschien kampers maken, verdedigers, veroveraars?... Niet zijn verbeelding, maar Gods voorzienigheid geeft antwoord: de dood blijft in het midden; de offerende ondergang, waaruit de geheimzinnige groeikracht.
Met het tweede, vooral met het eerste boek sluit Gebroken melodie dus aan; maar welk verschil! Tegenover de voormalige onbesnoeide overtolligheid, welke versobering tot schraalheid toe! Tegenover het breedvoerige vernuft, welke consequente beknoptheid! Tegenover het spel der verbeelding, welk scherp realisme! Zelden heeft een auteur zich zoo duidelijk een tucht en een grens opgelegd: als moest het laatste overtollige woord geweerd; als werd het laatste twijgje fantasie onverbiddelijk afgesneden. Doch, juist zoo, welke verfraaiing, verdieping, rijpheid velerhande! Met Gebroken melodie schreef Van Baelen zijn eerste superieur werk: het even bewogen als helder bewustzijn van iemand die, aan de waarheid getrouw, naar den gewelddadigen dood toegaat en zoo zijn bestemming bereikt. De zoo rake, zoo menschelijk peilende, zoo precies formuleerende voorstelling van de bittere verscheurdheid der soldaten bij den aanvang van den grooten oorlog, en daarin de vooraf geziene eigen bestemming: offerdood. | |
IIOver vier jaar slechts, van 1939 tot 1943, strekt de literaire loopbaan van Kamiel Van Baelen zich uit. Voor dien tijd tastte hij en bereidde zich voor; daarna doken, te midden van vertaling, studie en anderen arbeid, verscheidene plannen op. In die vier jaar openbaarde zich, door drie werken in proza, een der meest verrassend-bekoorlijke literaire gestalten der laatste vijftig jaar, een der meest oorspronkelijke, der meestbelovende. Ineens vertoonde zich een gevleugelde fantasie, gelijk we er thans geen andere kunnen aanwijzen. Van de Velde kan fantastisch paradeeren en Walschap fantastisch paradoxaal zijn; Van Baelen vermocht tegelijk te denken, | |
[pagina 445]
| |
te peilen en te spelen. Met Van Eeden was hij verwant, met Alain-Fournier, met Chesterton, met Huxley, met H.G. Wells; zijn romans verwijlen in het nomansland tusschen verhaal en essay, allegorisch uitbeelden en psychologisch typeeren, scherp vernuft en warm hart, tevredenheid en hunkeren. Wij ontvingen parabels gelijk er sedert Van Eeden bij ons geen meer waren verteld, - en terwijl onze literatuur meestal gebukt gaat onder zwaar-donkere nogal primaire gestalten: we ontvingen verhalen en typen, glanzend van geestigheid, vernuft en cultuur; daarom niet minder werkelijk noch springlevend. Het vinnig sprookje op den onbegrensden achtergrond van wijsbegeerte of religieuze ethiek, het verbeeldingswerk dat het betoog heel nabij komt en toch zichzelf blijft: Van Baelen bracht ze ons over; doch zijn derde boek bewijst overduidelijk dat hij, evenmin als zijn Engelsche voorbeelden, zich in dat ééne genre ooit had opgesloten. Veel meer echter dan de zoo bijzondere, zoo voornaam-bekoorlijke begaafdheid, treft ons de rechte lijn van de artistieke en menschelijke ontwikkeling. Van boek tot boek en van jaar tot jaar vordert hij, als kunstenaar en mensch, met reuzenschreden. Door het opvallend evenwicht tusschen zelfkritiek en creatieve vaardigheid? Door taaie wilskracht en onverwoestbaar vertrouwen? Door het even eenvoudig als fier bewustzijn van de schatten in zijn binnenste? Het meest, ontegensprekelijk, door de onvoorwaardelijke trouw aan de volkomenste waarheid en billijkheid, het heldhaftig ingaan op het allerbeste! Zoo ontmoette hij den dood: de lang verwachte en nooit gevreesde; al droeg de verwezene, tot het einde toe, het hoofd van droomen en plannen overvol. Zelden, dunkt ons, heeft iemand zijn bestemming zoo diep ingeleefd; zelden besloot een jong schrijver een korte carrière met een zooveel onthullend boek, zoo onthutsend door het profetisch doorzicht in eigen ziel en toekomst. Jawel, wij kennen in de literatuur andere voorbeelden van wie zijn diepste levensgeheim als achterhaalt; alleen bij de grooteren toch, en bij hen hoort, niet meer als belofte alleen, Kamiel Van Baelen. Beter dan wie ook vereenigde hij leven en kunst, het diepste en zuiverste leven met de universeelste en verhevenste kunst, - en hij, tijdens den eersten wereldoorlog geboren om tijdens den tweeden te sterven, rijst voor ons als het meest tragisch beeld van zijn gehavend en beproefd geslacht. Als het meest troostvol symbool tegelijk; want de weg ligt gebaand naar de artistieke, de moreele, de religieuze opstanding: het vereenigd werk van ons allen. |
|