| |
| |
| |
Kronieken
Kroniek der Russische letteren
Van oorlog naar vrede
door Dr. L. Landsman
In Sovjet Rusland, meer dan elders wellicht, is de gansche literatuur nog steeds op oorlogsproductie afgestemd. Er bestaat, voor soortgelijke werken, zoo wat overal een echt ‘engouement’, alhoewel in andere landen waar de uitgever met de verlangens en de reacties van den lezer nauwkeurig rekening moet houden, er reeds een neiging te bespeuren valt om het oorlogsboek naar een tweederangs positie te verschuiven.
Benevens den factor mode, speelt ook een andere factor een niet geringe rol: menig beroemd Russisch auteur werkt heden aan een boek over den oorlog. Men kan moeilijk aannemen dat zelfs hij die aan oorlogsliteratuur overgesatureerd is, niet met nieuwsgierigheid zal grijpen naar het boek ‘Zij streden voor het Vaderland’ waaraan Sjolochov, de auteur van ‘De stille Don’ en van ‘Omwoelde Aarde’ heden werkt. Einde December werd een uittreksel van een honderdtal bladzijden van dit boek gepubliceerd.
In Rusland doet nog een derde factor zich gelden. Meer dan om het even waar elders, en tevens op een geweldig breed plan, is gedurende de oorlogsjaren de literatuur een kracht geweest - denk maar even aan de mobilisatie van de Sovjet literatuur voor het 1-ste Vijfjaarplan! - die den Russischen soldaat heeft helpen vooruitstormen. Brokstukken uit ‘Onsterfelijk Volk’, uit ‘Stalingrad’ van V. Grossman, uit ‘Russische Menschen’ van Simonov, uit ‘Front’ van Kornejtsjoek, verzen en liederen van Lebedjev-Koematsj, Rylski, Antokolski, Tvardovski, Isakovski, e.a., vliemende artikels van Erenburg, zijn geduchte wapens geweest en zullen onherroepelijk blijven verbonden met de Russische geschiedenis van den W.O. II.
Met deze enkele namen is natuurlijk de Russische oorlogsliteratuur ver van uitgeput. Het kan een lawine van namen worden. Toch nog enkele. Iedereen kent reeds ‘De Weerspannigen’ van Gorbatov. Doch daarneven moeten worden vernoemd ‘Maart-April’ van Kozjevnikov, ‘Dagen en Nachten’ van Simonov, ‘De Baan van Velikolamsk’ van Bek, ‘De Inneming van Velikosjoemsk’ van Leonov, ‘Dit gebeurde te Leningrad’ van den talentvollen jongen schrijver Tsjakovski, ‘De Kiev-sonate’ van Janovski, het pas verschenen boek van Panferov ‘Strijd om den Vrede’ (1ste deel).
| |
| |
En daarbij nog vele boeken handelend over veldslagen, soldaten, vliegers, zeelui, partisanen, enz., enz. Vooral enkele boeken (waaronder van zeer gekende schrijvers) over het leven en den arbeid achter het front: ‘De Eed’ van Gladkov, ‘Vuren’ van Karavajeva en ‘Onsterfelijk’ van Joegov.
In Sovjet Rusland verschijnt een roman of verhaal meestal eerst in een tijdschrift eer het onder vorm van boek wordt uitgegeven. Daarom vernoem ik terloops het beste dat heden aldus verschijnt: ‘Jonge Wacht’ van Fadejev die destijds een wereldnaam verwierf met zijn ‘Nederlaag’. Onder de boeken die zullen verschijnen citeer ik ‘Eerste Vreugde’ van den gekenden auteur Fedin en ‘De groene Straal’ van Soboljev, een der meest belovende talenten uit de generatie van na A.N. Tolstoj, Sjolochov, e.a. en wiens ‘De Ziel van de Zee’ een verdienden bijval kent.
Benevens de boeken over den oorlog zijn de verhalen over dit onderwerp meer dan legio. Alhoewel onze uitgevers een heiligen schrik hebben voor verhalen, wil ik nochtans een betrekkelijk nieuwen naam vernoemen: Zoebavin, alsmede enkele reeds in het buitenland gekende auteurs: Soboljev, Polevoj, Krymov, Pervomajski en Agapov.
Indien er, in het proza, naast de oorlogsboeken een plaats voor een ander genre overbleef, dan kon het enkel zijn voor den historischen roman. Voor het aanvuren van patriottische gevoelens was de historische roman een noodzakelijkheid waaraan gedurende deze periode de noodige vrijheid, bewegingsruimte en ook uitgave-mogelijkheden werden verleend. Men mag zich heden zelfs afvragen of dit genre zich in Rusland niet te ver ontwikkelt. Met recht immers staan velen skeptisch tegenover een periode, een letterkunde, een auteur die zich te veel op den historischen roman toelegt. Het is onvermijdelijk een teeken van anemie. Toch blijf ik (ik weet echter niet of ik binnen enkele jaren nog dezelfde meening over den historischen roman in de U.S.S.R. zal kunnen voorop zetten) dezen weelderigen bloei van historische romans (en tooneelstukken) als een belovende en dynamische verschijning beschouwen.
Het moet eerlijk worden bekend dat dit genre in Rusland werd uitgebouwd, vooral door A.N. Tolstoj, Tynjanov, Olga Forsj, tot iets zeer nieuws en waardevols, wat vorm, uitbeelding en suggestieve kracht aangaat. Onder het nieuwste en het beste in dit genre moet worden aangestipt: ‘Port Arthur’ van Grigorjev, ‘Admiraal Oesjakov’ van G. Storm en een paar van de jongste boeken van Sergejev Tsenski. Men verwacht een nieuwen roman van Olga Forsj ‘De onsterfelijke Stad’ over het Petersburg van Paul I.
Poëzie, tooneel en ook de kinderliteratuur vertoonen in hun hoofdlijnen dezelfde kenmerken als roman en novelle. In zake poëzie valt er m.i. meer dan een gedicht en poëem aan te stippen dat in de Russische letteren van onze eeuw een eervolle plaats zal innemen. Ik citeer enkele namen: Koeljesjov ‘Het Huis Nr 24’, Rylski ‘Wandeling in de Jeugd’, Kirsanov ‘Verzen van den Oorlog’, Tichonov ‘De Konde van de 28 Garde-soldaten’ en gedichten van Dolmatovski, Martynov, Soerkov, Aliger, Prokofiev, Asejev, Rylenkov ‘Nieuwe Lente’, Sjtsjipatsjov, Derzjavin, Natalja Kontsjalovskaja
| |
| |
en, onder de jongeren, Gribatsjov en Galina Nikolajevna.
Niet zelden nochtans heeft men den indruk dat een groot deel van de poëzie onvoldoende is gerijpt. Zij moest vaak een te onmiddellijk doel dienen.
En Pasternak? ‘De grootste der thans levende Russische dichters’ zooals Prof. Van Wijk hem met recht heeft genoemd. Deze dichter heeft onlangs een klein bundeltje gedichten gepubliceerd dat menigeen heeft ontgoocheld. De Sovjet critiek heeft, om zoo te zeggen, nog geen woord over ‘De aardsche Ruimte’ gerept. Men vindt er echter den vroegeren Pasternak niet in weer en ook niet een nieuwen vorm van een groot dichter. Ik vraag me af hoe de West-Europeesche bewonderaars van Pasternak dit bundeltje zullen bejegenen?
Pasternak heeft zich sinds enkele jaren gewijd aan het vertalen van Kaukasische dichters en zijn vertalingen worden zeer hoog geprezen. Het moet worden bekend: de Russische tekst is buitenmate mooi. Doch Pasternak schijnt er, als zelfstandig dichter, zeer weinig bij te hebben gewonnen.
Dit ‘geval’ Pasternak brengt me tevens bij een ander aspect der Russische Sovjet poëzie. Men lijdt aan een echte vertaalwoede van dichtwerken. Pas heeft een dichter wat naam verworven, of hij wordt met een of ander vertaalwerk belast. Dat er uit al de literaturen van de U.S.S.R. heel wat te vertalen valt, hoeft geen bewijs. En de geheele wereldliteratuur! De Russen zullen weldra de rijkste en wellicht ook de puikste vertalingen van dichtwerken van de geheele wereld bezitten. Men kondigt aan dat de dichter Lozinski zooeven de drie deelen van de Divina Comedia in het Russisch heeft vertaald (tekstueel: ‘Dante in het Russisch voor millioenen lezers’) en Marsjak de sonetten van Shakespeare.
In zake tooneel is de productie, in doorsnee, van een goed gehalte, wanneer men ze naar Sovjet Russische maatstaven schat. Nog steeds immers blijft de gekende paradoxale toestand voortbestaan: dat het land waar het tooneel, wat uitbeelding betreft, een peil heeft bereikt hetwelk zeker nergens elders in de wereld wordt verwezenlijkt, niet over een naar verhouding waardevolle tooneelproductie beschikt. Ik bedoel hier natuurlijk tooneelstukken van de periode 1917-1945.
De productie van de oorlogsperiode en van den huidigen overgang van oorlog naar vrede bezit enkele zeer goede stukken welke ik geneigd ben als een belofte voor de toekomst te beschouwen. Ik vraag me soms af waarom in ons land niet meer Sovjetstukken worden opgevoerd. Vermelde wanverhouding wil immers geenszins beduiden dat de Sovjet productie lager staat dan deze van andere landen. Integendeel. Als het meest vooraanstaande van de jongste productie beschouw ik ‘Ivan de Verschrikkelijke’, een breed opgevat historisch fresco (bestaat uit twee samenhoudende en afzonderlijk op te voeren stukken) van A.N. Tolstoj.
Onder de tooneelstukken die handelen over den oorlog, verdienen een bijzondere aandacht: ‘Front’ van Kornejtsjoek, ‘Overval’ en ‘Lenoesjka’ van Leonov, ‘Soldaten van Stalingrad’ van Virta, ‘Russische Menschen’
| |
| |
van Simonov, ‘Zee-officier’ van Kron dat in het Moskouer Kunsttheater een onverminderlijken bijval kent, ‘Onder de Muren van Leningrad’ van Visjnjevski. Een bijzondere vermelding verdient het blije stuk dat niemand spaart, Russen noch vreemdelingen, en dat in het Theater der Satire doorgaat ‘De Zending van Mister Perkins in het land der Bolsjeviki’ eveneens van Kornejtsjoek en ook het zoo even gecreëerde stuk van Pogodin ‘De Schepping der Wereld’, dat het probleem van de pas uit den oorlog teruggekeerde menschen behandelt.
Ik wou bij deze reeks die enkel het allerbeste aangeeft, nog voegen het stuk van Leonov ‘Een gewoon Mensch’ dat juist voor den oorlog geschreven, enkel nu op het tooneel werd gebracht. Het is een kleurrijk, ietwat ironiseerend beeld van sommige in het buitenland minder gekende aspecten van de Sovjet maatschappij.
In het domein der kinderliteratuur valt er meer dan een zeer mooi boek aan te stippen. Het kan niet genoeg worden herhaald dat Rusland in zake kinderliteratuur veel heeft verwezenlijkt. De jongste periode heeft natuurlijk ook menig kinderboek over het oorlogsgebeuren zien verschijnen. En het best tot hiertoe verschenen oorlogsboek, is een kinderboek: ‘De Zoon van het Regiment’ van den beroemden schrijver V. Katajev, den auteur van ‘Het witte Zeil’ en van het tooneelstuk ‘De Kwadratuur van den Cirkel’ dat destijds zoo wat in alle landen werd opgevoerd. In het bijzonder dienen vermeld de verzenbundeltjes van Marsjak (die, wat poëzie voor kinderen betreft, ongetwijfeld in de geheele wereld zijn gelijke niet heeft), van Michalkov, Barto en Tsjoekovski, de boeken ‘Twee Kapiteins’ van Kaverin, ‘Mijn beste jongens’ van Kassil, ‘De tiende Planeet’ een fantastisch verhaal van Bjeljajev, ‘De Sluwheid der Haasjes’, ‘Wiens Neus is de beste’, ‘Woudhuisjes’ en ‘Sprookjes’ van Bjanki, ‘Legenden van den Oeral’ van Bazjov, ‘Mijn Kameraden’ van Gajdar (een der beste auteurs van jongensboeken, officier van het Roode Leger die in 1941 is gevallen) en ‘Vosjes-brood’ van den zoetgevooisden verteller Prisjvin. Het is onmogelijk niet te gewagen van enkele mooie werkjes over wetenschappelijke onderwerpen: Sjakolskaja over de kristallen, Njemtsova over de radio, Prof. Frolov over de psychologie en vooral het jongste boek van den in het buitenland reeds beroemden Iljin ‘Hoe de Mensch een Reus werd’. En daarbij een rijke keus sprookjes (het sprookje heeft, na scherpe aanvallen, meer burgerrecht verkregen) waaronder in de eerste plaats ‘Russische Sprookjes’ in den dynamischen tekst van A.N. Tolstoj, ‘Sprookjes van de Volken van de U.S.S.R.’, ‘Jolige
Sprookjes uit de U.S.S.R.’ (waarvan weldra een Nederlandsche vertaling zal verschijnen), enz., enz.
Indien hier wellicht meer kinderboeken dan andere worden vermeld, dan is het omdat, rekening gehouden met het verschil der genres, de kinderboeken m.i. in doorsnee een grooter esthetische waarde hebben dan het gedurende deze periode gepubliceerde proza en poëzie.
***
| |
| |
Dood en oorlog hebben tragisch in de rangen der Sovjet auteurs gewoed. Officieel schat men dat er meer dan honderd auteurs zijn omgekomen en gestorven (er moet hier rekening worden gehouden met het feit dat men in het buitenland slechts de allerbeste Russische schrijvers kent en zelden deze der andere volken van de U.S.S.R.). Onder de meest vooraanstaande van hen die heengingen moeten worden vernoemd: A.N. Tolstoj, Sjisjkov, Gajdar...
Wat vaak opvalt is dat de Sovjet letterkunde, in vergelijking met de andere letterkunden, niet van een zekere eenzijdigheid, ja van een zekere monotonie is vrij te pleiten. En toch wat al fijne muziek haalt de Chineesche kunstenaar, b.v., niet uit zijn eensnarig instrument! Heden heeft deze eenzijdigheid nog toegenomen. Men mag echter verhopen dat na het ‘engouement’ voor het oorlogsboek, er automatisch meer verscheidenheid zal komen. De gretigheid nochtans waarmee in Rusland de lezers heden om het even welk boek koopen dat verschijnt, zal er wel niet toe bijdragen om deze al te eenzijdige productie betrekkelijk vlug te helpen omvormen. Daarenboven is in tegenstelling met onze gewoonten de Russische lezer niet een doorslaggevende factor op de boekenmarkt. Of dit beter of slechter is dient m.i. uitgemaakt.
Een andere factor van de huidige Sovjet letteren mag niet worden verzwegen. In de litteraire producten welke tusschen de twee wereldoorlogen onweerstaanbaar een groot buitenlandsch lezerspubliek hebben veroverd, boeide en begeesterde de Sovjet litteratuur ons door de natuurlijkheid en de gezondheid van haar helden, door al deze dynamische, harde, naar rijke volledigheid strevende menschen. Er was in dit alles iets frisch, vleesch en bloed en geestdrift en handige uitbeelding en goed gedoseerde mise en scène. Het was voor den West-Europeeschen lezer vernieuwing en exotisme meteen. Heden schijnt dit alles min of meer gewijzigd. Men staat in een soort overgangs-stadium. Vele helden van de Sovjet boeken zijn te veel naar een algemeen gangbaar model gesneden en zijn, laat het ons oprecht bekennen, te eng didactisch. De Slavische letteren, zonder onderscheid, hebben ten andere steeds aan dit didactische-te-allen-prijze geleden. Dit didactische is in de Sovjet letterkunde een ziekte en gewoonweg vaak onprettig. Het is hoog tijd dat de Sovjet letterkunde uit dit straatje zonder einde los breekt. Ik wensch het haar van harte, want zij bezit kunstenaars van formaat.
Dit brengt me tevens bij een ander aspect van den litterairen toestand. De Sovjet letterkunde beschikt niet over een degelijke en breede critiek. Wanneer in tijdschriften of in dagbladen over een kunstwerk wordt gesproken (zelfs al bezit dit het gewenscht utilitair aspect, wat niet immer slecht is) volstaat het niet uit te wijden over de opbouwende generale lijn, marxisme, e.d.
En bij ontstentenis van een degelijke critiek komt men tot het verbazend feit dat er in Sovjet Rusland eigenlijk geen goede geschiedenis van de Sovjet letteren bestaat. Buiten Rusland kan men zich in om het even welk land en in
| |
| |
om het even welke taal zoo'n geschiedenis aanschaffen. Zelfs middelbaar en hooger onderwijs beschikken in de U.S.S.R. om zoo te zeggen niet over een uitgebreid handboek over dit onderwerp.
Ik ben er overtuigd van dat een grondige, breede en moedige critiek - zooals Rusland er een heeft gehad van hoog gehalte in het midden der XIXe eeuw - de Sovjet letteren buitenmate veel goed kan doen, ja zelfs ze leiden op wegen met veel meer uitzicht.
De inspanning en de verwezenlijking in zake wetenschappelijke uitgave is in de U.S.S.R. bijzonder groot. Ik ben onbevoegd om al was het maar enkele werken aan te duiden over geneeskunde, techniek, mathesis e.d. Wat taalkunde en geschiedenis betreft vernoem ik, uit een rijken oogst, de prachtige uitgave (Latijn en Russisch) van ‘De Natura Rerum’ van Lucretius, wiens 2000ste verjaardag hier met luister werd gevierd, ‘Het Rusland van Kiev’ van Grekov, een geschiedenis der Engelsche litteratuur, een reeks prachtige spraakkunsten over de talen van den Kaukasus en Russisch Azië, het zeer origineele werkje ‘De Oorsprong van het Russisch Volk’ en ‘De Geschiedenis van Bulgarije (1ste deel) van Prof. Derzjavin, ‘Taalkundige Nota's’ van Potebnja, de mooie reeks ‘Kennis van het Oosten’, en ook ‘Zinbouw en Deelen der Spraak’ van Mesjtsjaninov, alle grootendeels ontstaan onder den invloed van den beroemden taalkundige Prof. Marr die een tiental jaren geleden overleed. Verder moeten nog worden vermeld: ‘Het Sovjet Burgerrecht’, het boek van Prof. Loerjé ‘Archimedes’ en ‘Byzantium-Verzameling’.
Een ander aspect van de Sovjet letteren, aspect waarop men, m.i., toch niet te veel nadruk mag leggen maar waarover sommige schrijvers nochtans reeds afkeurend hebben gesproken is: de aanwezigheid van enkele religieuze motieven en symbolen, vooral in de poëzie.
Een genre waarin sommige Sovjetschrijvers reeds vroeger een groote handigheid bezaten en dat nu meer dan ooit wordt beoefend (wat een bijval heeft Erenburg er niet mee geoogst en wie droomt er hier niet van een tweede Erenburg te worden?) is de novelle-reportage en de roman-reportage. Dit genre beantwoordt ten andere aan wat van de litteratuur in een periode van opbouwend socialisme wordt gevraagd. Het is tevens het genre bij uitstek van de oorlogslitteratuur. Benevens enkele reeds hooger vermelde namen, moet hier terloops de aandacht gevestigd op de werken van sommige Kaukasische schrijvers wier werken hier in Russische vertaling worden aangeboden, en die in dit genre enkele zeer mooie verhalen hebben voortgebracht.
Dit brengt me tevens tot een aspect van de Sovjet letteren van deze periode waarmee ik deze vluchtige nota's wil beëindigen.
Rusland en ook de Russische litteratuur bezitten het exotisme binnen de grenzen. Reeds de vroegere Russische kunstenaars en schrijvers vonden er een rijke inspiratie-bron. Sinds de revolutie is in al deze Kaukasische en Russisch-Aziatische republieken, het cultureel peil gestegen op een wijze waarvan men zich slechts moeilijk een gedacht kan vormen. Schrijvers en kunste- | |
| |
naars zijn er in geestdriftige gisting. Een groot deel van hun werk zit vaak nog in wat men zou kunnen noemen: het folklorestadium der jonge litteraturen. Russische schrijvers en kunstenaars zijn er vaak op studiereis, veel kunstenaars en geleerden hebben een groot deel van den oorlog, in evacuatie, in deze republieken doorgebracht. Er bestaat tusschen Moskou en deze volken een voortdurende en nauwe cultureele wisselwerking. Men mag zich aan meer dan een wetenschappelijk werk van belang over deze streken en volken verwachten en wellicht zal ook meer dan een kunstwerk worden voortgebracht dat ons door inhoud of compositie op gansch nieuwe wijze zal boeien.
De Sovjet schrijvers ondernemen slechts zelden reizen in het buitenland. Hebben zij soms niet een bijna onmetelijke ruimte met de meest verschillende aspecten te hunner beschikking? Dit sluit echter niet uit dat de Sovjet litteratuur betrekkelijk arm is aan reisverhalen, aan al deze boeken over volkeren en geestes-stroomingen, boeken waaraan de West-Europeesche letteren gelukkig zoo rijk zijn. Ook de Russische letterkundigen zijn zich dit tekort bewust: de eerste in Januari 1946 gehouden vergadering van den Club der Letterkundigen te Moskou werd aan dit vraagstuk gewijd.
De Sovjet letterkunde moet zich van de wonden en kneuzingen, van de reusachtige inspanningen van dezen zwaren oorlog herstellen. Wellicht komt dit alles zeer snel. Doch in het mistige weer van overgangsperioden trekt men, in zake litteraire aspecten, bij voorkeur wissels op korten termijn. Ook in het domein der letteren is het geraadzaam poolshoogte te nemen zoo vaak als het kan.
Moskou, einde Januari 1946.
|
|