hunne, en den levenszin van hun generatie gaan zoeken. Wat wij hier schrijven over ‘Nieuw Gewas’ geldt ook voor ‘Nieuwe Stemmen’, dat in artistiek opzicht nog zooveel zwakker is. Nieuw zijn alleen de namen, die wij in deze jongeren-geschriften lezen; van een nieuwen geest, een nieuw geluid, een nieuwen levenswil is bitter weinig te bespeuren. Dat er hier en daar door enkele jonge menschen in deze tijdschriften een proper gedicht of stukje proza wordt geschreven is niet zóó belangrijk. Belangrijker, veel belangrijker is hun ethos. En een ethos is geen ‘programma’, merk wel, maar een innerlijk-scheppende levenswil. Zijn er dan geen ‘jongeren’ meer, maar alleen aankomende verzenschrijvers en beginnende prozaïsten?
De aantredende generatie kan ons hart niet winnen door het schrijven van een knap vers. Dat zij ons veeleer toeroepen wat zij, jongeren, gelooven en droomen en verfoeien. Dat zij zweren en afzweren, desnoods met furie. Dat zij juichen en vervloeken. Is deze jeugd dan zoo tam, dat zij geen geloof meer heeft in zichzelf? En waar blijft het verlangen naar een onvoorwaardelijken persoonlijken inzet? Dat de jongeren van ‘Nieuw Gewas’ en ‘Nieuwe Stemmen’ zich hierover bezinnen. De ouderen zouden het niet mogen doen in hun plaats. Want dit is reeds een veeg teeken.
***
De vraag: waar blijven en wat willen de Jongeren? door G. Walschap voor enkele maanden in ons tijdschrift gesteld en die ons sinds de Bevrijding reeds vaak bezighield, krijgt een sympathiek antwoord in het jonge tijdschrift ‘Golfslag’, waarvan zoo pas te Antwerpen de eerste aflevering verscheen. Wij zullen nog moeten afwachten wat deze jongeren er artistiek van terecht brengen en of zij hun gedachten zullen kunnen doorzetten, maar van meetaf aan hooren wij toch - en voor 't eerst na vele maanden - een jong accent, waarin hartstocht en storm-en-drang zinderen. Wij hebben wel diezelfde authentieke jeugd in het werk van een alleenstaande jonge figuur - ik denk aan Reninca - gehoord, maar het verheugt ons dat thans een groep naar voren treedt: jong, durvend, geloovend. De redactie van ‘Golfslag’ bestaat uit: M. Ruys, Adriaan De Roover, Hugo Grimbergen, Ivo Michiels, Joris De Wolf, Roland van Oplinter.
Deze aflevering bevat gedichten van Ivo Michiels, A. De Roover, Ingrid Heldersen; opstellen van Elisa Reil (Elegast en Reynaert), van A. De Roover en Joris De Wolf (over Friesche cultuur), een korte historiek der Nederlandsche polyphonie door R. van Oplinter. Boeiender dan deze nuttig-vulgariseerende en goed-gestemde opstellen is een ‘Antwoord aan Walschap’ van Ivo Michiels, waarin hij op het in ons maandblad verschenen requisitoire van W. reageert. De lezing van dit stuk worde aanbevolen aan alle jongeren of, beter gezegd, aan hen... die het willen worden. Uit het inleidende artikel ‘Ter Verantwoording’ laten wij enkele typeerende alinea's volgen:
‘Zeker, de toekomst is kommervol. Duizenden jongens en meisjes uit alle standen, zuigen steeds lomer vast in de poel van americanisatie en swing-beschaving. Een golf van nihilisme, sinds jaren aangekweekt en nu tot barstende bloei gerijpt, vreet het meest gezonde deel van de nieuwe gelederen aan en dreigt ze te vellen, voor de kamp begint.
Talrijk zijn de oorzaken. Ik noem slechts de ontreddering van de familie, de gebreken in het onderwijs, de sfeer van wantrouwen onder de jeugdbewegingen, de reuzeuitbreiding van een zeker ontspanningsleven, de bespotting van de begrippen kameraadschap en liefde, en not least, het systematisch neerhalen van alle romantiek: het moest gedaan zijn met dromen en dwepen, het leven was onverbiddelijk en koude berekende naturen alleen konden overwinnen. De jeugd heeft de wreedheid van dit leven ondervonden, meer dan wie ook. Maar zonder romantiek, d..i. zonder zang en bos en kampeergejoel, gaat zij dood. Wij bloeien niet in betonnen steden.
Daar is nog de naakt-verse oorlog, die op zelfverdediging, eigen levensbehoud en egoïsme aanstuurde, die weinig plaats liet aan ruim begrijpen, maar nijd en haat verwekte. De storm had de jeugd op de klippen geworpen, en jaar na jaar takelde het schip meer af, braken masten en roer, en scheurde