afkeer over hadden voor den waanzin die over de wereld losgebroken was. En toen de strijd een einde genomen had, sloot Victor Brunclair zich aan bij de expressionistische beweging, die in Vlaanderen vooral in de tijdschriften ‘Ruimte’ en ‘Vlaamsche Arbeid’ een tribune vond om haar rumoerige theorieën te verdedigen.
De eerste wereldoorlog had de geesten derwijze geschokt en omgewoeld dat een totaal vernieuwde mentaliteit deze geesten aanvuurde en bezielde; deze geesten, die er van overtuigd schenen te zijn dat dit een nieuw begin beteekende voor de vrijgevochten menschheid. Dit nieuw begin, wat kon het anders zijn dan een afrekening met het verleden, een breken met alle traditie, een verwerpen van alles wat tot de vernietiging van het menschdom bijgedragen had? De lucht sidderde nog van de vele leuzen en slagwoorden die, in dezen opstandigen roes, zelfs de zuiverste kunstenaars hadden aangetast. Het dadaïsme had de vernietiging nagestreefd van alle menschelijke waarden, het was, naar het woord van Tristan Tzara, de laatste hopelooze zenuw van een geslacht zonder artistieke bekommernissen, dat als een wilde wind het linnen der wolken wenschte te verscheuren, om het groot spektakel voor te bereiden van den Ondergang. Dit voorbereiden van den ondergang, dit vernietigen van alle waarden, wat beteekende het anders dan een zoeken naar nieuwe orde?
Uit de vele verwarde bewegingen, uit het futurisme, het dadaïsme, het constructivisme en het dynamisme, die even spoedig verdwenen als zij verschenen waren, bleef echter alleen die groote strooming over die wij het expressionisme hebben genoemd, het expressionisme, dat alleen die waarden overhield, die het ontstaan van een nieuwen stijl, gebouwd op een nieuwe levensbeschouwing, mogelijk zou maken. Welke geheime krachten lagen er dan verborgen achter dat vreemde woord: expressionisme? Is kunst niet altijd de expressie, de uitdrukking geweest van het leven, van het individueele leven of van het leven der gemeenschap?
Het is hier niet de plaats om uit te wijden over de revolutionnaire bewegingen, het kubisme en het futurisme die, alhoewel zij een vroegtijdigen dood stierven, een niet te onderschattten invloed hebben uitgeoefend op het ontwakend expressionisme. Zij beteekenden een scherpen aanval op het impressionisme, dat haast uitsluitend den eersten indruk trachtte weer te geven, en vooral op het naturalisme, dat de trouwe weergave nastreefde van de realiteit. In plaats van het statische, het versteend-evenwichtige, huldigde het futurisme het dynamische, de wonderbare beweging van het leven, de snelle wisseling der emoties, eigen aan de technische vernieuwing dezer eeuw.
In hun streven naar synthese, naar samengebaldheid, gaven zij ‘in plaats van het beeld, het flitsende visioen, in plaats van rhythme en beweging, de convulsie en de schok, het eene woord, de kreet’ (J. Muls).
De volksmond zegt, en Daubner zegt het hem na: als iemand gehangen wordt, dan beleeft hij in dat laatste oogenblik zijn gansche leven opnieuw.
Zoo zei ook het expressionisme. Het expressionisme was de synthese, de