zichzelf niet toestaan zoo te worden. Jonker Renier Joskin de Lamarache is een monster van laagheid, ook naar de opvatting van den schrijver, die van hem geen afscheid kunnen nemen heeft, zonder een laatste verontschuldiging. Zij staat uitgedrukt in de slotzinnen van den roman: ‘Alles is goed aan het leven. Schulden, zonden en misdaden, wat is dat? Eerlooze kramers, gierige boeren, wreedaardige bazen, bloeddorstige heerschers, wat is dat? Het machtige leven maakt alles en allen toch ééns goed. Vermits, o mijn God, Gij in onze zielen, ter vergelding van alle kwaad, de liefde hebt ontstoken.’
Het is echter niet de vernietigende drift, die in dezen roman hoogtij viert, die liefde mag geheeten worden. Dit leven, zelfs als we moesten bekennen dat het ons leven is, kan en mag niet voor goed doorgaan. Het is niets dan een schadelijke en schandelijke uitwas, een woekerplant, die afgescheiden van haar gezonden voedingsbodem onnatuurlijk aandoet. Daarop steunende besluiten wij, dat Teirlinck's jongste roman stylistisch en psychologisch ongewone hoedanigheden bezit, maar dat zijn levensadem niet overtuigend is. De schoonheid van het algemeen en volledig menschelijke ligt er niet in.
Nog blijft ons over even onze aandacht aan den bouw en het gegeven van het werk te besteden. ‘Rolande met de Bles’ bestaat uit veertig brieven, gericht door Jonker Renier Joskin de Lamarache aan een vrouw - Rolande -, die hem tijdens den vorigen oorlog in een hospitaal te Parijs heeft verpleegd. Deze vondst laat den schrijver toe doorloopend den ik-vorm te gebruiken en zijn held ontboezemingen uit de pen te laten vloeien, die anders niet zoo gemakkelijk een gelegenheid tot uiting zouden gekregen hebben. Er zijn ook nadeelen aan vast. Veel gedeelten uit die brieven, waarin gebeurtenissen verteld worden, die met de bestemmelinge zelf beleefd werden, doen al te opzettelijk aan. Maar natuurlijk zijn zij er noodig. Van een anderen kant toont de werkwijze aan, dat Teirlinck eerder een lyricus dan een episch kunstenaar is.
Rolande met de Bles heeft de Lamarache een inlichting over een zakelijke aangelegenheid gevraagd. Die hernieuwde contactname wordt oorzaak dat de jonker, volledig uit zijn geestelijk evenwicht geschokt, een niets ontzienden hartstocht voor die vrouw opvat en letterlijk alles te grabbel gooit, de hoogste levenswaarden besmeurt en de wezens, die hem het dierbaarst op aarde moesten zijn, zijn verloofde, zijn moeder, zelfs zijn bloedeigen zoon voor haar opoffert. Tot de laagste gemeenheid laat hij zich afzinken; zoo wil hij de hand aan zijn grootvader slaan, den eenigen klaarzienden man, die hem in den weg staat en wordt hij de oorzaak van den dood van zijn kind. Over zijn sexueele uitspattingen zullen wij maar zwijgen; genoeg zij het aan te stippen, dat het relaas ervan het boek voor de meeste lezers verderfelijk maakt. Op het einde van de geschiedenis blijkt het dan, dat Rolande niet anders dan een sluwe afzetster is, die, eens dat zij haar slachtoffer voor een belangrijke som opgelicht heeft, hem als een waardeloos ding van zich afstoot. De Lamarache vindt er niet beter op, nu hij alles ten gronde heeft