Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91

(1946)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

Kronieken

Kroniek van het Nederlandsch proza
door André Demedts

Herman Teirlinck ‘Rolande met de Bles’. - Uitg. Snoeck, Ducaju & Zoon, Gent. - 1945. - 362 blz.

Tot nu toe leek het onmogelijk, Teirlinck's persoonlijkheid als kunstenaar volledig te onderkennen. Voortdurend scheen zij te groeien en te veranderen, zoodat onvermoede zijden ervan telkens weer aan het licht traden. Nochtans staan de voornaamste schrijvers van zijn generatie ons scherp uitgeteekend voor den geest. Er zijn geen twintig bladzijden noodig om de hand van Streuvels, Buysse of Vermeylen te onderscheiden; daarentegen lieten al de werken van Teirlinck samen den indruk, dat sommige uitzichten van zijn kunstenaarschap nog omsluierd bleven. Hij verraste ons iederen keer opnieuw. O zeker, wij kennen zijn grenzen! Wij weten hoe hij gericht en gezind is; welke eigenschappen bij hem overheerschen of min belangrijk zijn; uit welke gronden zijn kunst opgegroeid is en hoe zij zich ontwikkeld heeft; maar de kern van zijn scheppende wezen liet zich niet met volstrekte zekerheid achterhalen.

Teirlinck kwam tot de letterkunde als dichter en schrijver van landelijke verhalen vol kleur en atmosfeer. Schijnbaar verschilde hij niet veel van zijn tijdgenooten, die aanvankelijk een aaneengesloten groep vormden en later toch uiteen zijn gegaan. Slechts één enkele onder hen, Streuvels, is in dezelfde lijn door blijven werken. Alleen bij den Westvlaamschen meester waren mensch en landschap onafscheidelijk één. Op een andere manier kon hij zich niet uitdrukken; hij was zichzelf en heel en al zichzelf reeds in zijn eerste verhalen. Zoo niet bij Teirlinck evenwel. Zijn verbondenheid met de natuur bleek toevallig, zoodat zij later kon te leur gaan, zonder dat de waarde van zijn werk eronder leed.

In het volgende stadium van zijn ontwikkeling, richtte hij zich naar het stadsleven en hield inzonderheid het probleem van de levenshouding zijner helden hem bezig. In ‘Mijnheer Serjanszoon, Orator didacticus’ teekende hij, licht archaïseerend, met veel geest en weinig hart, het beeld van een verfijnden epicurist en in ‘Het ivoren Aapje’ met ‘een sluwe onrechtstreeks begunstigende sympathie’, dat van een individualistischen sensualist. Het werk herinnerde aan veel Fransche romans uit dien tijd, waarin een speelsch, wuft en ironisch rationalisme zijn onvruchtbaren uitbloei beleefde.

[pagina 96]
[p. 96]

Na den oorlog 1914-1918 maakt Teirlinck een andere zwenking mee. Weer betoont hij zich ontvankelijk voor de stroomingen van den tijd. Hij speelt een belangrijke rol bij de hernieuwing van ons tooneel, dat hij met verschillende ophefmakende stukken begiftigt. Hij is expressionist geworden. Zelfs duikt een vaag mysticisme in zijn werken op. In ‘De nieuwe Uilenspiegel of de jongste Incarnatie van den scharlaken Thijl’ schijnt ook het uiterste individualisme opgegeven en een poging naar meer verbondenheid met de gemeenschap gewaagd.

Daarop volgt een zwijgen dat jaren duurt, tot het eindelijk door het verschijnen van ‘Maria Speermalie’ onderbroken wordt. Deze roman is, aesthetisch beschouwd, de beste die Teirlinck geschonken heeft. Toch kon weer niet opgemaakt worden of hij uit de eenige, voor zijn kunst belangrijke bron, het leven van zijn schepper zelf, opgeweld was. De kritiek wees op de gelijkenis met ‘Lady Chatterley’, het beruchte vitalistische werk van D.H. Lawrence. Toch bestond een verschil. In Maria Speermalie lag, naast haar sexueelen hartstocht, een aandrift die haar Engelsche zuster niet kende. Zij was eveneens met de toekomst van haar geslacht, met de instandhouding van het bloed en zijn verbondenheid met den bodem begaan. Waarom zouden wij het bevreemdend vinden, dat die bekommernis samenviel met een hoogtepunt in de belangstelling voor Hamsun's ras en grond verheerlijkende boerenkunst?

Achteruitziende op dien afgelegden weg, stellen we vast, dat in ‘Rolande met de Bles’ geen nieuwe elementen op den voorgrond treden. In dit boek staan prachtige beschrijvingen, die een bijna godsdienstige verheerlijking van de natuur insluiten; epicurisme en sensualisme zijn in verschillende figuren belichaamd; de trouw aan het verleden, aan de eer en een levensroeping wordt door den grootvader van den triestigen held hooggehouden; mysticisme is er genoeg, maar zooals steeds, waar het niet op een stevigen dogmatischen ondergrond steunt, is het tot bijgeloof en occultisme verworden en natuurlijk ontbreken al evenmin de psycho-analyse en de sexueele verdwazing, die in veel vitalistische romans hoogtij vieren. Het mag bijna een wonder heeten, dat uit deze sterk verschillende bestanddeelen toch een eenheid is gegroeid. Sproot zij echter uit de scheppende bezieling van den schrijver voort, is zij levensecht en levensvol, of alleen aan buitengewone knapheid en een fijn ontwikkeld assimilatievermogen te danken? Wij hellen tot de laatste zienswijze over; wij hopen het, meenende dat Teirlinck als kunstenaar niet zoo eclectisch is, als op grond van dit en zijn vorige werken beweerd kon worden.

De grootste kunst is levenskunst. ‘Rolande met de Bles’ getuigt van uitzonderlijke knapheid en een zeer talentvol arrangement. Daaraan schrijven we het gevaarlijke karakter van het boek toe, dat één bepaald uitzicht van het leven al te scherp belicht en daardoor eenzijdig en ziekelijk aandoet. Men kan zich zulke ontaarde wezens als den hoofdpersoon zeer goed indenken, als men oprecht genoeg is niet terug te schrikken voor een ongenadige verkenning van zichzelf, maar een redelijke en menschelijke mensch kan

[pagina 97]
[p. 97]

zichzelf niet toestaan zoo te worden. Jonker Renier Joskin de Lamarache is een monster van laagheid, ook naar de opvatting van den schrijver, die van hem geen afscheid kunnen nemen heeft, zonder een laatste verontschuldiging. Zij staat uitgedrukt in de slotzinnen van den roman: ‘Alles is goed aan het leven. Schulden, zonden en misdaden, wat is dat? Eerlooze kramers, gierige boeren, wreedaardige bazen, bloeddorstige heerschers, wat is dat? Het machtige leven maakt alles en allen toch ééns goed. Vermits, o mijn God, Gij in onze zielen, ter vergelding van alle kwaad, de liefde hebt ontstoken.’

Het is echter niet de vernietigende drift, die in dezen roman hoogtij viert, die liefde mag geheeten worden. Dit leven, zelfs als we moesten bekennen dat het ons leven is, kan en mag niet voor goed doorgaan. Het is niets dan een schadelijke en schandelijke uitwas, een woekerplant, die afgescheiden van haar gezonden voedingsbodem onnatuurlijk aandoet. Daarop steunende besluiten wij, dat Teirlinck's jongste roman stylistisch en psychologisch ongewone hoedanigheden bezit, maar dat zijn levensadem niet overtuigend is. De schoonheid van het algemeen en volledig menschelijke ligt er niet in.

Nog blijft ons over even onze aandacht aan den bouw en het gegeven van het werk te besteden. ‘Rolande met de Bles’ bestaat uit veertig brieven, gericht door Jonker Renier Joskin de Lamarache aan een vrouw - Rolande -, die hem tijdens den vorigen oorlog in een hospitaal te Parijs heeft verpleegd. Deze vondst laat den schrijver toe doorloopend den ik-vorm te gebruiken en zijn held ontboezemingen uit de pen te laten vloeien, die anders niet zoo gemakkelijk een gelegenheid tot uiting zouden gekregen hebben. Er zijn ook nadeelen aan vast. Veel gedeelten uit die brieven, waarin gebeurtenissen verteld worden, die met de bestemmelinge zelf beleefd werden, doen al te opzettelijk aan. Maar natuurlijk zijn zij er noodig. Van een anderen kant toont de werkwijze aan, dat Teirlinck eerder een lyricus dan een episch kunstenaar is.

Rolande met de Bles heeft de Lamarache een inlichting over een zakelijke aangelegenheid gevraagd. Die hernieuwde contactname wordt oorzaak dat de jonker, volledig uit zijn geestelijk evenwicht geschokt, een niets ontzienden hartstocht voor die vrouw opvat en letterlijk alles te grabbel gooit, de hoogste levenswaarden besmeurt en de wezens, die hem het dierbaarst op aarde moesten zijn, zijn verloofde, zijn moeder, zelfs zijn bloedeigen zoon voor haar opoffert. Tot de laagste gemeenheid laat hij zich afzinken; zoo wil hij de hand aan zijn grootvader slaan, den eenigen klaarzienden man, die hem in den weg staat en wordt hij de oorzaak van den dood van zijn kind. Over zijn sexueele uitspattingen zullen wij maar zwijgen; genoeg zij het aan te stippen, dat het relaas ervan het boek voor de meeste lezers verderfelijk maakt. Op het einde van de geschiedenis blijkt het dan, dat Rolande niet anders dan een sluwe afzetster is, die, eens dat zij haar slachtoffer voor een belangrijke som opgelicht heeft, hem als een waardeloos ding van zich afstoot. De Lamarache vindt er niet beter op, nu hij alles ten gronde heeft

[pagina 98]
[p. 98]

gericht, dan huis en land te verlaten - zich beroepende op hetgene hij liefde heet, om zichzelf zijn misdaden te kunnen vergeven.

Sommigen zullen den roman belangwekkend vinden; hij is handig ineengestoken en goed geschreven. Wij zouden hem veelzijdiger, vollediger, menschelijker, en daardoor gezonder en schooner hebben gewenscht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Rolande met de bles. De XXXX brieven aan Rolande van Renier Joskin de Lamarache


auteurs

  • André Demedts