Mgr. H. van Waeyenbergh,
Rector van de Kath. Universiteit te Leuven
Aan August van Cauwelaert
In naam van den Nederlandschen Cultuurraad, waarvan de diepbetreurde overledene sinds het ontstaan lid was, voeg ik bij de hulde, welke hem hier wordt gebracht, die van een organisme aan hetwelk hij van den eersten dag af zijn beste krachten heeft gewijd.
Waardig geacht door de voltallige regeering in 1938 om deel uit te maken van een raad voor denwelke een schoone heerlijke taak van verzoening, van verheffing, van veredelende leiding was weggelegd, had hij in allen ernst en met onverdroten toewijding een zending aanvaard, die hij ten zeerste waardeerde. Hij, de mystieke dichter, de fijngevoelige criticus, de realistisch-poëtisch aangelegde verteller en romanschrijver, kwam ons toe met de beslistheid van een loyalen strijder, met den rechtvaardigheidszin van een ervaren jurist, met de overtuiging van een breed-ontwikkelden cultuurmensch, met het ideaal-schoone toekomstbeeld in die zachte oogen van een man van den droom en van de daad tevens.
Zijn zwak gestel was hem geen excuus om, buiten de laatste maanden, weg te blijven van druk bezette en regelmatig belegde vergaderingen. Hij nam zijn aandeel in alle besprekingen over de veelvuldige onderwerpen, die cultuurbelangen in ons Vlaamsche land aan den dag brengen: hervorming van het departement van Openbaar Onderwijs, taaltoestanden, opvoeding en onderwijsvraagstukken, kunstproblema's, volksontwikkeling, enz. Steeds gold de zachtheid van zijn gemoed als een versterking van de overtuigingskracht van zijn stevig betoog of van zijn gepaste opmerkingen.
God had hem veel geschonken aan talenten en gaven en hij had ermee gewoekerd uit liefde tot zijn volk en tot zijn land. Die liefde had den dichter naar het wapen doen grijpen, toen hij in 1914 als vrijwilliger optrok in den strijd tegen den aanvaller. Die liefde had hem gesterkt toen hij in 1916 zeer erg verwond, in het lazaret te Hofstade manmoedig den strijd aanving tegen den dood en, als overwinnaar, uit den slag en uit den oorlog trad. Die dienende liefde schonk hij aan zijn volk in zijn zangen en zijn verhalen, in zijn gebeden en zijn beschouwingen, in zijn stille wroeten en zijn volhardend streven naar hooger. Die sterkende liefde steunde zijn ondermijnd gestel in het nuttig werk dat hij leverde binnen de kringen van zijn bedrijvig-