Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1945(1945)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] Sonnetten van Louise Labé Vertaald door Luc Indestege Het achtste sonnet Ik leef, ik sterf, 'k moet branden en verdrinken En schroeiend heet ben 'k wijl ik koude lijd: 't Leven te week mij en te hard terzelfdertijd, Kwelling en vreugd steeds in elkaar verzinken. Ik lach en ween plots en ik moet verduren Tallooze smarten midden in 't genot, Mijn heil vliedt en blijft eeuwig duren. God, Hoe ik verdor en groen in eendre ure. Zoo leidt me Liefde in onstandvastigheid En denk ik soms het leed hooger gestegen, Dan voel 'k mij wonderbaar van smart bevrijd. Maar, bouw ik dan op vreugd mijn zekerheid En zie 'k het toppunt van mijn heil verkregen, Dan voert ze mij mijn vroeger leed weer tegen. [pagina 160] [p. 160] Het veertiende sonnet Zoolang mijn oogen tranen kunnen weenen En treuren om 't verleên geluk met u, En mijn stem over snik en zuchten henen Zich nauw verneembaar spreken hoort tot u: Zoolang mijn hand de snaren nog kan spannen Der zoete luit, om 't zingen van uw prijs: Zoolang mijn geest, door uwen geest gebannen, Geen andre rede erkent dan die naar uwen eisch: Zoolang roep ik den dood niet naderbij. Maar, als 'k mijn oogen voel verdrogen bei, Mijn stem breekt en mijn hand geen kracht meer heeft En als mijn geest in sterfelijke kluister Geen teeken meer van vroegre liefde geeft, Vraag ik dat Dood mijn klaarsten dag verduister'. Vorige Volgende