te bekrachtigen, zij hangt in niet mindere mate af van de tegemoetkoming en medewerking van de andere betrokken staten en hun gedragslijn kan worden bepaald door beschouwingen die vreemd zijn aan de belangen die voor ons en hen samen op het spel staan. Dit neemt evenwel niets weg van de wenschelijkheid dat we klaar zouden zien in onze eigen positie en hetgeen volgt is een poging om daartoe bij te dragen.
Laten wij beginnen met wat het dichtst bij de hand ligt: onze betrekkingen met Nederland, deze met het Groothertogdom Luxemburg op een bevredigende wijze geregeld zijnde sedert den vorigen oorlog. Ik wil onmiddellijk in een enkele stelling vastleggen wat ik aanzie als een passende uitdrukking voor wat ik als de natuurlijke verhouding tusschen beide landen beschouw: Nederland en België moeten streven naar eenheid op elk gebied, voor zooverre dat zij deze nauwste samenwerking kunnen bereiken, zonder te verzaken aan eigen vlag, aan eigen troon en eigen volkssoevereiniteit. Op deze wijze alleen kunnen ze de mogelijkheden van de toekomst vrijwaren zonder de verworvenheden van het verleden op te offeren.
De taalgemeenschap, welke bestaat tusschen Nederland en het vlaamschsprekend gedeelte van België, kan deze innige samenwerking vergemakkelijken. Zij is niet de bepalende omstandigheid. Kultuurverwantschap kan tot haar recht komen ook zonder staatkundige verbondenheid. De behoefte aan een nauwere aansluiting tusschen België en Nederland ontstaat uit de ligging zelf van deze landen, uit hun economische noodwendigheden, uit de beperktheid van hun afzonderlijke afweermiddelen en de gevaren aan welke zij zijn blootgesteld. Zonder de godsdienstige en politieke verwikkelingen, welke den natuurlijken samenhang van deze lage landen bij de Noordzee hebben verbroken en gedwarsboomd, zou deze saamhoorigheid onder een of anderen vorm sedert eeuwen tot uiting zijn gekomen. De hechtste schakel voor de bevestiging van deze wederkeerige afhankelijkheid is een economisch verbond door tolgemeenschap en het is wel teekenend voor het algemeen Belgisch karakter van de belangen, die hierbij op het spel staan, dat de eerste en eenige ernstige poging, welke van regeeringswege werd ondernomen vóór 1940, om een economische unie tusschen België en Nederland tot stand te brengen is uitgegaan van een Luiker Waal, Frère Orban, leider van de liberale partij, en wat hem dreef was niet zoozeer het stoffelijk voordeel dat uit deze verruiming van afzetgebied voor onze industrie kon voortvloeien, dan wel de versteviging van onze onafhankelijkheid tegenover grooter nabuurstaten.
De tweede wereldoorlog heeft bewezen dat de verbondenheid tusschen Nederland en België niet beperkt is tot het economisch leven, maar dat het bestaan zelf van beide landen een gemeenschappelijk vraagstuk is. Het eene is niet veilig zonder het andere. De ondergang van een van beide als onafhankelijke staat trekt onvermijdelijk het andere mede in zijn val.
Het vraagstuk van een nauwer samenwerking stelt zich voor verschillende groepen van kleine mogendheden in Europa, maar nergens met zulke duide-