Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1941(1941)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 575] [p. 575] Nachtvaart door Aug. van Cauwelaert Voor Dr. P.C. Boutens De lucht een vlucht van sterren, met een sikkel maan; en de aarde, - niemand weet van waar of werwaarts aan, - die veilig, door het spel van schaduwen en schijn, al verder schuift onder dit blauwe baldakijn. Daar staat geen stuurman op het dek, noch richt een hand het roer, noch waakt een lamp in 't nachtelijke want. Dit 's de volkomen stilt'; dit is bijna de dood; de aarde ademt als een vrucht in de'ijlen moederschoot. Wij vare' en varen op een vast en vreemd kompas; steeds de ondoorgronde ruimte en steeds om de' eendren as. Wij zweven zonder drift; wij zoeken nergens land; wij zeilen over zeeën zonder overkant. De nacht verschuift tot schemer; slaap dwaalt door ons bloed; maar geen die voor gevaar beducht, verraad bevroedt. De lucht is lauw van linde' en de aarde een wijze boot, die nooit zijn diepe kiel aan kade of klippen stoot. Een enkle passagier alleen die zich verlaat op 't dek en in zichzelf wat dwaze woorden praat. Geen weet nog waar vandaan; geen draagt nog heugenis wanneer hij zingend eenmaal uitgevaren is. De nacht is zoo verstild, de stilte zoo gestrekt, of de aarde in de ijlte een wijl verwijlt. Geen water wekt echo van water langs den wand, noch malend wiel; 't is of het hart der aarde al slaande in sluimer viel. Maar de aarde vaart al voort; wij raden aan de maan, wij raden aan de sterren dat we verder gaan. Wij varen op den nacht, wij varen op den tijd; wij varen uit de ruimte in de open eeuwigheid. Vorige Volgende