| |
| |
| |
Giuseppe Ungaretti
Hedendaagsch Italiaansch Dichter
door Prof. Filippo Donini
De eerste vertegenwoordiger van de nieuwe dichtkunst in Italië is Giuseppe Ungaretti. Hij is niet alleen de eerste in de chronologische orde, die deze kwellende verzuchting naar het essentieel lyrische verwezenlijkt heeft, die in alle intellectueele Italiaansche bewegingen van vóór den oorlog besloten lag, maar hij is ook de eerste in absoluten zin, omdat hij door zijn werk en zijn voorbeeld meer dan elk ander heeft bijgedragen tot de dichterlijke hervorming. Alle dichters - en er zijn er thans vele in Italië - die een moderne opvatting van de poëzie hebben en hun werk laten overstemmen met dit gezonde en vruchtbare begrip, al deze dichters hebben veel van Giuseppe Ungaretti geleerd en het is billijk dat hem dit prioriteitsbelang toegekend wordt.
Wat op het eerste gezicht Ungaretti onderscheidt en wat ongetwijfeld onmisbaar was om hem in staat te stellen het essentieel lyrische te bereiken, dat is de diepte van zijn zedelijk geweten, zijn brandende nood om in iets te gelooven: in zichzelf, in het leven, in de kunst vooral. Zoo roept hij uit: ‘Sono un poeta’, ‘ik ben een dichter’, verre van daarover beschaamd te zijn, zooals Guido Gozzano. Voor hem is het leven niet meer, zooals voor zijn voorgangers, een materieel feit, dat men moet verwerpen of verwoesten, het heeft een geestelijken ondergrond dien de mensch kan bereiken indien hij bereid is om rechtzinnig zijn ziel te doorpeilen, indien hij steeds de zedelijke volmaaktheid betracht. Ungaretti's dichtkunst is nochtans van den beginne af een soort critiek van het ‘ik’, maar deze innerlijke zedelijkheid kan slechts uitkomen op een zeer persoonlijke en grondige manier van te beschouwen wat buiten het ‘ik’ ligt; men ziet dan de uiterlijke elementen, zooals de natuur en het landschap en zelfs de historische gebeurtenissen op een nieuw plan leven en een fabelachtig, bijna legendarisch uiterlijk aannemen, waarvan de onuitput- | |
| |
telijke charme een der bijzonderste eigendommelijkheden van deze dichtkunst is.
De studie van zijn dichterlijke loopbaan is buitengewoon belangwekkend. De pogingen van de ‘Crepuscolari’, de Futuristen en de Vociani betwistten zich de letterkundige jeugd van Italië in de periode, waarin men zich het gemakkelijkst laat beïnvloeden door mode-bewegingen; ook ontbreken in de eerste dichtstukken van Ungaretti de duidelijk als ‘crepuscolarisch’ te herkennen accenten en beelden niet, zooals in deze verzen: ‘Lascatemi cosi - come una cosa - posata in un - angolo - e dimenticata’: ‘Laat mij zoo - zooals een ding - in een hoek gesteld - en vergeten’, evenmin als metaphoren, uitdrukkingen en vormen, die uit het futurisme voortkomen, zooals: ‘Gori volubile di razzi - alla spasimante passione - attonimento di mile' occhi - in una gita - di pupille amorose’, ‘Dwalende sprankels van lichtpijlen - met heftige drift - verwondering van duizend oogen - in een wandeling - van verliefde oogappels’.
Ungaretti sluit zich echter noch bij de ‘crepuscolari’, noch bij de futuristen aan, maar hij publiceert zijn eerste gedichten in het tijdschrift ‘Lacerba’ van Giovanni Papini en in het florentijnsche tijdschrift ‘La Voce’, het officieel orgaan der vociani. Welk een verschil evenwel tusschen de verzen van Ungaretti en de gedichten in proza der vociani! Het principe der onafscheidbaarheid van phonische waarden en rhytme van de ware dichtkunst kon door Ungaretti niet miskend worden, zelfs niet in deze jaren van experimenten en de luchtige, klankrijke en teere verzen van dien tijd vormen een mooie tegenstelling met de vrije verzen van Marinetti en het meer philosophische dan poëtische proza van Papini en Soffici.
In Ungaretti's dichtkunst kan men opmerken dat het vers, verre van vrij te zijn, aan een intieme noodzakelijkheid gehoorzaamt, dat het weglaten van alle leesteekens, de beknoptheid en de zeer talrijke rhythmuspauzes, de talrijke oversprongen, niet een eenvoudige gril vertegenwoordigen, noch een willekeurige en oppervlakkige instemming met een literaire mode, maar ze worden door het geweten van den dichter zelf voorgeschreven, die zich niet op een andere wijze zou kunnen uitdrukken. Men moet deze verzen van weinige, soms van twee lettergrepen, maar afwisselend genoeg in getal, beschouwen, deze korte strofen, soms uit een enkel vers bestaande, maar die altijd een volledige lyrische eenheid uitmaken, deze gewone, alle
| |
| |
daagsche woorden, zonder sieraad, maar zoo intens in hun naaktheid. Het woord zoekt in zichzelf zijn phonische waarde. De gelukkige synthese tusschen de beteekenis en de sonoriteit wordt verwezenlijkt in elk woord eerder dan in de verbinding der op elkaar volgende woorden en tezefdertijd lijkt elk woord nieuw, maagdelijk en als door den dichter uitgevonden op het oogenblik zelf van zijn lyrische schepping. Deze stemt overeen met een heimelijken strijd tegen een diepe stilte, met het doel haar de lichte vreugde te ontrukken van een sprekend woord, zooals de dichter zelf het zegt in zijn beroemde verklaring: ‘e quando scoto - in queso mio silenzio - una parola - scavata e come - un abisso’, ‘wanneer ik vind - in mijn stilzwijgen - een woord - dit woord is als ontrukt - aan een afgrond’.
De verzen uit het eerste boek van Ungaretti werden geschreven vóór of tijdens den wereldoorlog, maar zijn er niet door ingegeven (Cielo e mare - Sera - L'Illuminata Dugiado). Welllicht zal men verbaasd staan over de buitengewone beknoptheid der gedichten. Men zal zeggen: dit zijn puntgedichten. En werkelijk, het zijn puntdichten, maar zulke, waarvan de dichterlijke visie in het oog springt; werd de synthese van licht en oneindigheid, die ons aan de kust treft, niet volkomen weergegeven in Cielo e mare? En werd de weemoed van deemstering en avondlucht, waarin klanken en geuren ronddraaien, ‘weemoedige en smachtende wals’, door de moderne taal van Ungaretti niet even goed, en zelfs met een oprechteren eenvoud, uitgedrukt als door Baudelaire's verzen?
Giuseppe Ungaretti werd in 1888 geboren te Alexandrië, in Egypte. Zijn familie was afkomstig van Lucca. Hij verbleef gedurende enkele jaren te Parijs, waar hij verkeerde in het letterkundige midden van Guillaume Apollinaire en van de schilders De Chirico, Picasso en Severini. Interventionnist in 1915, streed hij den heelen oorlog lang in Frankrijk en Italië. Hij heeft veel gereisd, sinds enkele jaren ook in Brazilië. De ervaring opgedaan in den wereldoorlog was van overgroot belang voor de ontwikkeling van zijn kunst en ik haast me hieraan toe te voegen dat hij gerekend moet worden onder de zeer zeldzame dichters, wier werken door den oorlog ingegeven een werkelijke poëtische waarde bezitten. De oorlogsverzen van Ungaretti getuigen op aangrijpende wijze van zijn groote zedelijke rechtschapenheid en van de diepte van zijn geweten. Hier ook is de tegenstelling tusschen Ungaretti en zijn beroemdste tijdgenooten in Italië
| |
| |
geweldig; het is niet de geest van den oorlog, die tot uiting komt in het Notturno van D'Annunzio, wel zijn heroïsche en steeds wellustig dilettantische persoonlijkheid, zelfs ten overstaan van den dood. Evenmin is de oorlog de hoofdpersoon van Marinetti's vertogen; veeleer is hij de buitengewone aanleiding tot zijn acrobatische toerenmet-woorden. De oorlogsgedichten van Ungaretti geven blijk van oprechte menschelijkheid en van moreel gevoel. Hij was reeds pessimist, doch de oorlog versterkte hem in de overtuiging dat alles onbestendig is op deze wereld. Deze onbestendigheid drukt hij uit op een zeer persoonlijke manier in een beeld dat terecht beroemd is geworden; het is zijn gedicht ‘Militari’.
De noodlottigheid van den oorlog, waar de mensch machteloos tegenover staat, komt nog tot uiting in andere gedichten: ‘Nostalgia’ - ‘Destino’. Dit laatste behandelt de geschiedenis van het lijden der menschheid vanaf de schepping der wereld. Leest het stuk, dat ‘Veglia’ heet, waaruit met wrang realisme de liefde tot het leven spreekt, veroorzaakt door de dagelijksche nabijheid van den dood; het afschuwelijke van een bloedbad steekt scherp af tegen de heldere kalmte der volle maan; de dichter wordt er tegelijk door verontrust en geboeid en vindt zijn bevrijding in een uiteindelijken uitroep, niet van wanhoop maar van hoop: Veglia.
Gelukkig degene, die, niettegenstaande het zware lijden en de gevaren die hem omringen, in zijn hart een argeloos geloof bewaart; dit is de beteekenis van het gedicht ‘Peso’. Daar zijn ziel zonder zinsbedrog is zal hij slechts in den dood vertroosting vinden en bevrijding van alle smart en alle gruwelen; maar helaas! de dood is zoo moeilijk te veroveren! Hij is voor Ungaretti een weldaad, die men slechts kan bekomen ten koste van een leven van lijden, een leven, zwaar en vol verzet als een steen van den San Michele, den berg van den Carso waar de dichter streed (zie Sono un creatura).
In een ander gedicht, ‘Pellegrinaggio’, valt hem de blijde verrassing te beurt van een droombeeld, dat hem opbeurt: een reflector, die 's nachts door den nevel dringt, verwekt de illusie van een zee, de Middellandsche Zee, aan wier oever hij geboren werd en waarnaar hij steeds met heimwee blijft verlangen.
Eindelijk moet men bij het slot der studie over Ungaretti's eerste boek het gedicht ‘Italia’ vermelden, waar ik reeds heb op gezinspeeld.
| |
| |
Zijn tweede werk, ‘Sentimento del Tempo’, is nog moderner. Deze bundel verscheen in 1933 en getuigt van een aanzienlijke ontwikkeling zijner dichtkunst. De gedichten van één enkel vers ontbreken er niet en de poëtische vorm is niet veel veranderd, zooniet door den terugkeer tot de gebruikelijke punctuatie, door een steeds duidelijker neiging tot muzikaliteit der verzen en door een meer volgehouden en langere compositie-poging, nieuwigheden die ongetwijfeld de aandacht zullen trekken en, ik voeg er aan toe, die allemaal zeer klassiek zijn. Men zal echter opmerken dat, niettegenstaande deze terugkeer tot de klassieke vormen, de nieuwe gedichten niet veel aan klaarheid bijwinnen en wel omdat de dichter zijn studie van het essentieele en van de lyrische concentratie nog verdiept heeft. De gedichten van ‘Sentimento del Tempo’ moeten dus beschouwd worden als het resultaat, waarheen de voorgaande verzen gericht waren, onder alle oogpunten van het modernisme, t.t.z. de zuiverheid, het esentieele en de muzikaliteit.
Laten we Ungaretti zelf aan het woord, want de beste manier om een dichter te bespreken is, zijn werken te lezen. In ‘Una Colomba’ vinden wij de verrukking, teweeggebracht door den klank van een geliefde stem.
In ‘Fine’ is het de diepte van de wanhoop; echter niet de bevestiging van het pessimisme, enkel den twijfel uitgedrukt door een aangrijpende vraag.
In ‘Ombra’ vinden we integendeel de verzekering, dat het ijdel is te hopen, daar de zon eens zal ophouden te schijnen.
Maar in ‘Sentimento del Tempo’ is het niet alleen de negatieve zijde van den geest die gekweld wordt omdat hij den tijd niet kan overwinnen, dien tijd die waarlijk het leven verteert en aan alle genot den bitteren bijsmaak geeft van de onbestendigheid. In enkele gedichten komt de positieve zijde tot uiting, wanneer de mensch zich eensgezind voelt met het heelal en een oogenblik van geluk smaakt: staat van genade, die aan de dichterlijke schepping een groote rust verleent, een vasten vrede vol vertrouwen. Dit overkomt Ungaretti meermaals als hij de natuur aanschouwt; het landschap wordt dan verheerlijkt tot een sereen visioen. Meer nog dan een zielsgesteltenis, volgens de romantische bepaling, wordt het landschap voor hem een zinnebeeld van zijn verzuchtingen en zijn droomen. Dit kan men vaststellen in het gedicht ‘Silenzio in Liguria’, waarin men verwon- | |
| |
derd ziet hoe een vrouwenbeeld over het landschap heen komt opdoemen, landschap, dat de dichter ten slotte toespreekt als ware het een vrouw.
Van ontgoocheling tot ontgoocheling wordt hij meegesleept door droomen, die hij nooit kan bereiken; hij is als een schipbreukeling, die in de verte een eiland ziet, dat te voorschijn komt en weer verdwijnt, en die niet ophoudt te gelooven dat hij er eens zal aanlanden, maar het is de dood, die hij zal vinden. Wij lezen deze moderne transcriptie van het verdichtsel der sirenen in ‘Sirene’.
Een ander rustig en helder landschap is ‘Sera’ met, in den vrede van den avond, een beekje naast een veld, waarin een stroovuur een kleurige noot brengt.
‘Dove la Luce’ is een bevallige uitnoodiging tot geluk en liefde. Men zal zien hoe het dringende van deze uitnoodiging wordt weergegeven door de plaats van het woord ‘vieni’, ‘kom’, dat in het derde vers de vergelijking tusschen de vrouw, licht en luchtig, en den leeuwerik sluit. De vlucht buiten den tijd zal alle werkelijkheid doen vergeten: een nieuwe wereld en een nieuw leven zullen zich ontsluiten en toch eindigt dit gedicht, dat zulk een verleidelijke atmosfeer van kalmte en geluk uitwasemt, op een somber beeld, te voorschijn geroepen door het woord; ‘lenzuolo’, ‘lijkwade’, dat voorzeker tot doel heeft te doen overwegen dat het ware geluk in den dood te vinden is.
De hymne aan de godsvrucht, ‘Inno alla Pietà’, is het confiteor van den dichter. Zijn godsdienstig bewustzijn schijnt een steeds belangrijker plaats te gaan bekleeden als bron der lyrische schepping. In zijn laatste gedichten wordt Ungaretti als het ware bezeten door de volstrekte noodzakelijkheid van het geloof in God. Hij voelt de behoefte aan het geloof, maar vindt niet altijd de kracht er toe; dikwijls plagen hem angstwekkende problemen en zijn werk wordt tot een opeenvolging van smartelijke vragen en wanhopige uitroepen. In ‘Preghiera’ roept hij een visioen op van de heerlijkheid der wereld vóór de geboorte van den mensch en stelt haar tegenover de tormenten, veroorzaakt door het menschelijke denken.
Het gedicht dat zijn titel geeft aan den heelen bundel, ‘Sentimento del Tempo’, is veruit het moeilijkste en Ungaretti's tegenstanders, die niet ontbreken en die trachten zijn bewonderaars uit het veld te slaan door te herhalen dat zijn dichtkunst een soort vernuftige
| |
| |
‘bluff’ is (men beschuldigt Paul Valéry ongeveer van hetzelfde misdrijf en legt aldus, dunkt mij, getuigenis af van hetzelfde gemis aan begrip), Ungaretti's tegenstanders dus scheppen er behagen in dit gedichtje aan te vallen en het voor te stellen als een onomstootbaar bewijs van dien ‘bluff’. Daar zij niet kunnen loochenen dat uit deze enkele verzen een aanroeping van den dood tamelijk klaar naar voren treedt, beschuldigen zij den dichter er van de uitdrukking van zijn gedachte willekeurig te hebben in de war gebracht, ten einde in de gedachte en in de syntaxis onduidelijk te maken hetgeen de dichters steeds helder hebben verwoord. Het is zeer onthutsend te zien hoe een der meest fanatieke paladijnen van de schoonheidsleer van Benedetto Croce, ik noem Francesco Flora, geërgerd uitroept dat Ungaretti in dit gedicht alleen maar zijn best doet om een alledaagsch onderwerp diepzinnig te maken? men zal er zich terecht over verwonderen dat de aanroeping van den dood kan beschouwd worden als een alledaagsch motief. Moest dit zoo zijn dan zou het grootste gedeelte van Leopardi's werk zeer alledaagsch zijn. Nog verwonderlijker is het dat zulke beschuldiging geuit wordt door een vertegenwoordiger van Croce's schoonheidsleer, zonder dewelke de poëzie van Ungaretti nooit had kunnen ontstaan. Zeker, de syntaxis der verzen van ‘Sentimento del Tempo’ staat buiten alle regels, maar is dat wel van belang, indien in de ziel van zelfs den meest naïeven lezer een beeld gevormd wordt van dit licht, deze rust, dezen wijden horizont, waar de dichter den kus van den dood zou willen ontvangen op zijn zwijgende lippen.
‘Isola’ is een soort dwalen in een droomlandschap, door de fantasie van den dichter met nymfen bevolkt; het heidensche natuurgevoel komt hier tot uiting in een visioen uit een herdersspel, hetwelk evenwel gansch modern en schilderachtig is naar den trant van sommige schilders, die gepoogd hebben de uiterste onbeweeglijkheid weer te geven van een landschap in de ruimte en in den tijd. In het bijzonder de ‘Anziane selve assorte’ van het tweede vers benaderen sterk een schilderij van Böklin. Toch is het nogmaals een indruk van licht, in tegenstelling met de plechtige duisternis der boomen, die uitgaat van het gedicht en het tafereel schijnt zich op te lossen in de doorzichtigheid van het eindbeeld.
Ten slotte moet ik twee gedichten vermelden, ‘Inno alla morte’ en ‘Inno alla madre’, welke in Italië reeds als klassiek worden be- | |
| |
schouwd. Het lijdt geen twijfel dat zij het toppunt vertegenwoordigen van Ungaretti's kunst en een tamelijk nauwkeurigen indruk geven van de schoonheid der nieuwe Italiaansche poëzie. De ontroerende schoonheid dezer gedichten kan niet beter worden bewonderd dan door een lang stilzwijgen.
|
|