Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940
(1940)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 650]
| |
Kroniek van het proza door Paul de VreeP. Lebeau: Het Experiment. - De Ned. Boekhandel, Antwerpen.De Antwerpsche tusschen-twee-oorlogen-generatie heeft een tijd en een evolutie doorgemaakt, zoo ingewikkeld en moeilijk, dat het zielkundig proces oningewijden en simplistische naturen terugschrikt. Cerebraal en decadent noemen zij de pogingen sedert Van Ostayen begonnen om den chaos der gewaarwordingen en ervaringen van den na-oorlog terug tot ordening en levenswaarden om te zetten. Want het ging de Antwerpsche Ruimte-jongeren, Gilliams, Bergen, Vormen en last not least Paul Lebeau niet om een twijfelen aan het leven, wel om een hartstochetlijken strijd met de krachten die het ondermijnden. En zooals de Antwerpenaren eigen is, kampten zij met de feiten van den dag, verwerkten zij de grondstof van het leven zelf, gebruikten zij de controleer- en ervaarbare realiteiten, zoodat hun empirisme en realisme logischerwijze op de zielkundige methode aangewezen was. Kinderen van een metropool, waar haven, burgerij en volksklas den stempel kregen van een internationaal bedrijfs- en geestesleven is het begrijpelijk dat zij in zoo verscheiden politieke, intellectueele en godsdienstige stroomingen geraakten, dat zij, om hun moreele en Vlaamsche persoonlijkheid te handhaven crisissen moesten doormaken en hinderpalen moesten uit den weg ruimen, heviger en taaier dan wie ook. Een kunstenaar is immers een aan het leven gebondene, een registreerder. Maar zijn schoonheidsbetrachting, dat idealisme impliceert, zal het leven rhythmeeren en doorlichten met de triomfeerende genade. De na-oorlog drong ook onze katholieke romanciers en dichters naar de Fransche katholieke beweging rond Maritain, | |
[pagina 651]
| |
Massis, Claudel, Péguy, Jammes, Benanos en Mauriac. Zooals Gijsen de ontbindende invloeden der stad op het familieleven aan de kaak stelde en de lof van het leven als een barok Franciskaansch gebed zal uitzeggen (Claudel), zoo zal de jongere Lebeau, aangetrokken door de meer gefolterde figuur van Mauriac, het probleem der zonde en der genade in het licht der Antwerpsche grootstad behandelen. ‘Het Experiment’, zooals de titel reeds doet vermoeden, blijkt de tot de laatste gevolgen doorgezette drang naar zelfbeleven en naar controol der waarden, eigen aan den na-oorlogschen volwassene, maar is meteen een bewust uitgevoerde waaghalzerij, een door de rede op den voet gevolgde passie, een berekend, critisch onderzoek naar de psychische beweegredenen der erotiek. Is dit geen zuiver Mauriaciaansch thema, want het hoofdpersonnage Walter, strijdt geenszins tegen het noodlot, de methode is het echter plus minus wel. Dit is wellicht het eenige maar groote euvel dat we Lebeau kunnen aanwrijven, als wij instemmen met de ontleding, die Jean-Paul Sartre van Mauriac's werkmethode heeft gemaaktGa naar voetnoot(1). Van de laatste technische middelen op de hoogte en doordrongen, heeft Lebeau compositorisch zijn slag wonderlijk gewonnen: donkerte en licht, perspectief, teekening, rhythme, monologue intérieur, ontdubbeling, zij zorgen voor de afwisseling, de tegemoetkomingen op geestelijk en narratief gebied. Maar evenals bij Mauriac hebben zijn personnages, minder door de almacht van den auteur, dan door de bewijsvoering tijdens ‘het experiment’, (waarvoor de ontdubbeling, de man aan de tafel tegenover den man in het leven, noodig was) geen vrijheid genoeg en dit geldt vooral voor WalterGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 652]
| |
De vermeende vrijheid, het te bewuste - denk aan Brulez - verminderen de bewegingsmogelijkheden en de waarschijnlijkheid in de fictie. Op het gebied van den tridimensionalen roman, die als een intellectueele ontspanning kan opgevat, hebben de Unamuno, Gide, Gorki (en ook Marsman in een zijner novellen) de starre logika als een onderstroom in hun verhaal, niet zooals Lebeau als een bovenstroom, verwerkt. De verdiensten van Lebeau's werk zijn, ondanks de weliswaar knappe, maar al te doorzichtige dialectiek, veelzijdig en niet te onderschatten. Opgezet en geschreven tusschen de jaren 1933-35, d.i. in de periode waarin voor het eerst een terugblik op den stuurloozen tijd en de daaropvolgende crisis mogelijk werd en waardoor de eerste formuleeringen en argumenten ten overstaan van de heerschende politieke ideeën en levensbeschouwingen in zwang kwamen (vooravond van den Spaanschen burgeroorlog), zal ‘Het Experiment’ een der weinige Vlaamsche werken blijven, dat op ‘grandeur nature’ iets van den geloofsafval, het zedenverval, de jazz-wereld en de verzakende intellectueelen heeft vastgehouden. Het best nochtans - of men al dan niet instemt met de reactionnaire houding van de hoofdfiguur Walter - is Lebeau in zijn streven geslaagd de geestelijke, persoonlijke en Vlaamsch-traditioneele krachten in den strijd met de demonen en het neerhalend materialisme te doen zegevieren. Hij heeft ons den ernst der Vlaamsche zielszuiverheid, den walg voor ‘mondaine’ ontadeling scherp en compromisloos voor oogen gesteld. Hij heeft een streep, en voor goed, onder en over den tijd van het experiment getrokken. Het geluk heeft hij een oogenblik gewaand te vinden in den maalstroom van het bonte leven, maar zijn idealisme ging dood aan de kleine, vadsige, teemerige verburgerlijking. Zijn jeugd, die behoefte had als alle andere, | |
[pagina 653]
| |
aan ruimte, ruimheid en heroïsme, zag hij ondergaan in de toekomst- en heillooze genoegens van een aan geestelijke verheffing vreemden na-oorlog. Emancipatie en jongerenopstandigheid bleken ontsporende en ontluisterende slagwoorden. Voor de keuze gesteld God of Aarde te worden, kon hij niet aarzelen ‘God de Geest’ te aanvaarden. Het leven laat zich niet experimenteeren. Daarom moest onvermijdelijk Walter voor die keuze worden gesteld. Het was een waan, een dwaling. Lebeau zocht haar voor te stellen langs de redeneering. God en Leven zijn echter niet in die mate tegenover elkaar gesteld. De techniek, de logika, zooals ik hooger zei, hebben in zijn roman de beschouwing van het leven, spijtig, iets te veel losgemaakt. Maar dit is wellicht inhaerent aan ‘een experiment’. De ongemeen sterke verstandelijke en zielkundige analysekunst zouden geen waarborg voor het schrijverschap van Lebeau zijn, moest hij niet meteen een hartstochtelijk en gevoelig mensch zijn. Voor een eersteling is zijn proza beproefd en rijpaandoend, rhythmisch, zuiver, en verwonderlijk, op tal van plaatsen poëtisch, d.w.z. warm, vloeiend, vormkrachtig en rijk. ‘Gefühl ist alles.’ Wie dan ook om een dichter te verstaan in het rijk van den dichter wil gaan - een kunsten levensnorm, die op dit oogenblik wel wat te veel over het hoofd wordt gezien, ervaart met Lebeau een weldoende reis. |
|