Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940(1940)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 448] [p. 448] Verloren maandag in de lente door Aug. van Cauwelaert De koekoek roept al van den verschen, vroegen morgen; er is wat onverwachts en wonderlijks geschied. Hoor, ginder gekt een ekster ergens loensch verborgen; gewis, er is wat raars, maar wat, ik weet het niet. Ik ben gaan kijken om het huis, - ik wilde 't hooren - maar 't huis stond recht; de kamers slurpten van de zon; de lucht al blauw; alleen een vleugje wit, verloren, daar achter 't kerkje, in 't hangen van den horizon. Ik ben gaan zien of soms de hoendren wat verzonnen; een kauw zat op het hok, vol praats, en plots zij zweeg; toen zijn de kippen al te kakelen begonnen, voor iets, voor niets, want al de nesten lagen leeg. En zoo verdacht heeft nog de merel nooit gefloten; 'k mag anders die kordate en klare kerel wel; maar nu: dat 's geen muziek; alleen een handsvol noten, te grabbelen gegooid, maar met iets gek en schel. En wat verdraaid heeft buurmans kater hier geroken en zit mij aan te kijken uit die bleeke berk... 't Is of de musschen in mijn kelder zijn gebroken; ze zijn wel dwaas van aard, maar zoo... dat's al te sterk. Wat is dat voor complot, ik moet er achter komen. Als ik verduveld maar die vlegels kon verstaan. Dat ge in uw eigen tuin en onder de eigen boomen niet veilig wandlen kunt, 't is bar; maar wat beraan? [pagina 449] [p. 449] Heeft iemand soms me een wimpel op den rug gestoken? Heb ik mijn das vergeten, zit mijn hoed te schuin? Had ik mijn tweeloop hier, ik was al lang gewroken, ik schoot die schaamteloozen raaklings uit de kruin. Maar nee... straks komen al de buren toegeloopen... een mensch houdt toch een beetjen aan zijn goeden naam. ...Zoo ben ik zonder trom of fluit maar afgedropen, en kijk verloren naar de lente door het raam. Vorige Volgende