Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940
(1940)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
Fransche letteren
| |
[pagina 322]
| |
meisje, die draagster is van een niet te bepalen wreed noodlot. Het is gevaarlijk gewag te maken van de groote namen uit het verleden, wanneer men het over hedendaagsche romanschrijvers heeft, maar, zooals reeds werd geopperd, bij 't lezen van Plisnier's romans denkt men onwillekeurig aan Balzac. Evenals in de romans van dezen laatste heeft men hier te doen met een soort familie-epos, met nauwlettende zorg uitgewerkt, zonder dat evenwel de bekommering om de treffende bijzonderheden aan de eenheid van het geheel afbreuk doet. Wanneer de romanschrijver angstvallig al de kronkelingen en kuiperijen opteekent, die een van zijn helden aanwendt om deken der advokaten te worden, kan men den indruk hebben, dat hij overdrijft, en dat het sop de kool niet waard is. Maar men hoeft rekening te houden met het inzicht van den psycholoog, die het burgerlijke drama met al zijn kleinheid en verborgen tragiek wil afschilderen. Ditmaal weer blijkt de schrijver een meester in dat vak. Langzamerhand groeit zijn werk, sterk en vast als een eik.
***
E.H. Jacques en Roger Kervyn de Marcke ten Driessche hebben onlangs in een reeks, getiteld ‘La vie intérieure pour notre temps’, een weinig omvangrijk, maar naar den inhoud rijk en leerrijk boek uitgegeven: ‘L'humour chez les saints’Ga naar voetnoot(1). De schrijvers hebben zich eerst en vooral beijverd om de rol der blijdschap in de Kerk te doen uitkomen. Verder hebben ze getracht een omschrijving te geven van den humor, het geestige, het comische, het grappige, het kluchtige, de caricatuur, en ten slotte van den christelijken humor, waaraan ze enkele zoowel stichtende als vermakelijke hoofdstukken wijden. Het geheel behelst een reeks anecdoten en echt grappige zetten. De heiligen komen ons na lezing van dit boekje lang niet voor als eenvormige, stijve en houterige figuren, zooals vele | |
[pagina 323]
| |
bloedlooze en onpersoonlijke beoefenaars der hagiographie hen hebben uitgebeeld. De schrijvers hebben gezond en opmonterend werk geleverd. Het is ook stichtend werk, maar niet in dien zin, zooals men het gewoonlijk opvat. Het is een nieuwigheid, en de schrijvers hebben dit oorspronkelijke weten uit te baten, dit tot meerder geestelijk genot van den lezer.
***
We hebben reeds gewezen op het groote talent van Jean Tousseul, die wat buiten de litteraire wereld leeft, maar wiens werk regelrecht een groote vermaardheid te gemoet gaat, vooral in het buitenland. Er zijn immers vertalingen van zijn romans verschenen in het Nederlandsch, het Engelsch, het Deensch, het Russisch en het Tsjechisch. Wat zeggen wil dat al degenen, die het niet vinden kunnen met al het klatergoud in onze beschaving, de menschelijke boodschap van Jean Tousseul begrijpen. De verhaler van ‘Vieilles images’Ga naar voetnoot(1) blijft zijn boerenaard trouw, en dit drukt op al zijn boeken een eigenaardigen stempel. Het werk van Jean Tousseul vertoont een classieke zuiverheid: hij gaat uit van den geboortegrond om alzoo het universeele te bereiken. ‘Vieilles images’ is een nieuwe uiting van zijn voortdurend bewegen rondom het eenvoudige leven, rondom de beelden uit het verleden en van het ‘betooverende geheim’, dat leeft in hen, die het teeken der poëzie in de ziel dragen.
***
Désiré Denuit heeft een prachtige reis gehad in Portugeesch Afrika, en hij verhaalt ons zijn indrukken in een mooi boek: ‘Route des caravelles’Ga naar voetnoot(2). Het gaat eigenlijk over de officieele reis van generaal Carmona, president van de | |
[pagina 324]
| |
Portugeesche republiek, doorheen Madera, het Prinseneiland, het Sint Thomaseiland en Angola, in 1938. En toch is het geen alledaagsch verhaal. Het is heel wat meer dan een beschrijving van de bezochte plaatsen, doorkruiste streken, gewoonten en aard van het volk; het werk krioelt van teekenende bijzonderheden, terwijl een roemvol verleden op treffende wijze wordt opgeroepen. Dit laatste vooral in het hoofdstuk ‘La caravelle à l'assaut des épices’ een titel, die duidelijk genoeg spreekt en een merkwaardig stuk geschiedenis inluidt. Verder rijst de krachtige figuur van Salazar op, den bezieler en opbouwer van het hedendaagsche Portugal. Het is niet mogelijk hier een uitvoerig overzicht van Désiré Denuit's leerzame reisbeschrijving te geven. De schrijver weet ons een zeer eigenaardig en tevens zeer compleet inzicht te geven in tot nu toe slechts vaag gekende streken. Hij is iemand, die niet alleen ziet met de oogen van den berichtgever, maar ook van den humanist. En verder, wat niet erger is, voert hij de pen van een literator en stylist. Daarom is dit boek een van de beste in dit genre.
***
Men kent Zwitserland niet goed, schrijft M. Henri Fast in de inleiding tot een klein boek, getiteld ‘Visage de la Suisse’Ga naar voetnoot(1). Zulks is in dien zin waar, dat de meeste menschen Zwitserland slechts oppervlakkig kennen: toerisme, hotels. De gletschers, het alpinisme, de meren, de oorden voor wintersport en ontspanning zijn immers maar een gedeelte van Zwitserland. Evenveel belangstelling verdienen de politieke strekkingen in dat land, dat zoo verscheiden is wat betreft de Germaansche en Latijnsche invloeden, maar dat, spijts alles, een wonderschoon evenwicht weet te behouden. Daarom is het, dat M. Henri Fast voortreffelijk werk verricht met ons overvloedige bijzonderheden te verstrekken over de centrale macht van den Bondstaat, over de rechten | |
[pagina 325]
| |
van het volk door het referendum, over de financiën, het leger, de politieke stroomingen, over de stabiliteit van het bestuur en, een wel actueel onderwerp, de neutraliteit. Dit beknopte en leerzame boekje is alle belangstelling waard. ***
Een gedeelte van zijn boek ‘L'ombre de Hitler’Ga naar voetnoot(1) wijdt M. Pierre Goemaere aan Zwitserland, en de betreffende bladzijden kunnen er stellig door. Nochtans hebben ze, evenals trouwens het boek dat ze aanvullen, hun actualiteit verloren. Het geheel leest wel vlot en aangenaam, indien men dit woord op zulk onderwerp mag toepassen. Maar het is een boek van een bepaald en kortstondig tijdstip, dat, gelijk alle boeken, die enkel actualiteit en sensatie beoogen, snel veroudert. Van M. Goemaere waren we flinker gebouwd en beter voltooid werk gewoon. ***
Onder hoofding ‘Instinct’Ga naar voetnoot(2) laat Mme Marie-José Viseur enkele naar den stijl dikwijls haperende en wel zeer vrouwelijke verhalen verschijnen. Aanvankelijk is het romanesk en romantisch tevens, maar dat gaat dra tot een zeer strikt realisme over. Het geheel is ongelijk. De schrijfster zou best haar talent beproeven in een werk van grooter omvang, in een roman. Haar gaven als psycholoog zouden er beter tot hun recht komen. ***
Mlle Simone Simon (niet verwarren met de filmactrice) geeft een bundel gedichten, ‘Dans le vent’Ga naar voetnoot(3), waarover we niet veel zullen zeggen. Er zijn vondsten in, frissche | |
[pagina 326]
| |
beelden, meeslepende tonen, maar de bouw van het vers is wat slap. Er straalt gemakzucht door, en zulks ten koste van de kortheid, de trefzekerheid. Maar laten we 't genoegen, dat we er aan beleefd hebben, niet te erg vertroebelen. Er komen strofen in voor, waarvan de lyrische zwier een geheel minderwaardig gedicht doet vergeten.
***
M. Jan Schepens heeft in ‘De Nieuwe Rotterdamsche Courant’ een merkwaardige bijdrage gepubliceerd over ‘Het dichtwerk van Armand Bernier’. Deze studie werd in het Fransch vertaald, en de ‘Editions de l'Avant-Poste’ te Verviers hebben er een mooi boekje van gemaakt, waarin buiten de vermelde studie, die fijn-ontledend en vol begrijpen is, een puike keuze gedichten werd opgenomen. Een bibliographie voltooit het geheel. Laten we den wensch uitdrukken, dat dit soort bundeltjes, gewijd aan Belgische schrijvers van heden, zoo Vlaamsche als Waalsche, meer in voege moge komen. Waar op dit oogenblik zoovele landen geen moeite ontzien om hun propaganda uit te breiden, moeten wij ook alles in het werk stellen om onze nationale letterkunde in het buitenland bekendheid te geven. |
|