Etiketten.
Nog een andere zeer juiste opmerking hebben wij aangestreept in de bijdrage van Ernest Claes, waar deze zijn afkeuring uitspreekt over hen die het telkens weer uitsluitend hebben over het boetseeren, ciseleeren, verfijnde, afgewerkte en de gouden pen van Toussaint. Dit is, zegt hij een etiket, zooals op Streuvels het etiket der beschrijving geplakt werd en op Timmermans dat der sappigheid.
Men kan in Vlaanderen niet genoeg waarschuwen tegen de etiketten. Daar het slechts een paar critici telt, die zelfstandig weten te oordeelen, worden de raakste formuleeringen van deze toonaangevers onder de recensenten der minder belangrijke persorganen, tot zij na jaren terechtkomen in de bloemlezingen waar zij onuitroeibaar zijn.
Wie ‘Landelijk minnespel’ vergelijkt met ‘De doode die zich niet verhing’ weet dat de Toussaint van toen met dien van nu onmogelijk onder een enkele qualificatie kunnen ondergebracht worden. Wie in zijn ‘Literair scheepsjournaal’ de studies van vóór 30 en meer jaren, b.v. over de Heredia, vergelijkt met die van nu over de ‘jongeren’, weet het nog beter. Van precieus is de stijl van Toussaint klassicistisch geworden en zou werkelijk de rustige, zekere kracht van het klassieke vertoonen, indien zijne angstvallige aarzelingen zich niet weerspiegelden in tusschenvoegsels, misschien's en althans, die wel zinrijk zijn, maar de maat en de soliditeit van zijn proza breken.
In dit Toussaint-nummer wordt weer voortdurend herhaald dat Toussaint, die immers ciseleur is, zijn taal kent als niet een. Welnu het is evident dat hij ze niet beter kent dan Vermeylen of Teirlinck, Roelants of Gijsen. Vergelijking van zijn scheppend en critisch werk met dat van genoemden maakt dat onmiddellijk duidelijk. Bij Toussaint stelt men echter een moeizamer, angstvalliger formuleering vast, hetgeen de weerspiegeling van een psychische eigenschap is en niet per se van taalkennis.
Ernest Claes besluit dan ook zeer terecht, dat de werkelijke beteekenis van Toussaint als schrijver ligt in de conceptie van zijn werk, ‘de geheime aantrekkingskracht van zijn werkelijk zeer bizondere verhalen’.