begeerde, met de mannen van zijn klas naar de veiliger werktroepen over te gaan, antwoordde Boulard: ‘Je ne suis pas marié; j'aurais honte de rentrer dans mon pays, une pelle sur l'épaule au lieu d'un fusil.’ De brave Boulard sneuvelde in het laatste offensief.
Wij kregen af en toe goed nieuws over Aug. Van Cauwelaert. Onder meer van zijn vriend J. Rombouts, die ons tevens over de verwonding van Luitennat Van der Straeten die, zwaar getroffen aan den arm vóór Dixmuide, voortstapte tusschen zijn mannen, om ze niet te verontrusten. ‘Fermez la porte,’ zegde hij in 't abri, waar men hem verzorgde, ‘cachez tout ce sang; il ne faut pas que mes hommes voient cela.’
Vreeselijk waren de gevechten. Het 11de linieregiment telde reeds 25 dooden en 90 gekwetsten, toen wij dat verhaal vernamen uit den mond van J. Rombouts. Hij kwam veel bij ons, op Swiss Cottage, met Aug. Van Cauwelaert en onuitputtelijk konden beiden vertellen over hun jongens. ‘Wij vervelen er u mee,’ zegde Aug. Van Cauwelaert, op een avond, aan de soupertafel, ‘maar wij doen gelijk ouders, die over hun kinderen niet kunnen zwijgen.’
Het was ook rond dien tijd dat wij kennis maakten met Fritz Francken, den fleurigen verteller, den dichter door Gods genade, die de milde bron van zijn poëzie en proza opende voor De Belgische Standaard.
Ook Aalmoezenier Pauwels leerden wij kennen. Hij was maar nauwelijks priester gewijd, toen de oorlog uitbrak, en was professor in 't St. Jan Berchmans collegie te Antwerpen. Veel goed deed hij aan zijn soldaten, die voor hem de grootste vereering koesterden. Hij vertelde ons hoe sommige onder hen een geheimen bond hadden gesticht om elkander moreel te steunen, en ook anderen te bewegen tot deze geestelijke solidariteit.
In 't jaar 1916 waren er, volgens de Aalmoezeniers, meer Paaschcommunies dan 't vorige jaar.
De zedenkwestie bleef de groote stronkelsteen. Den 19 Mei hadden wij een zeer goed gelukte vergadering op Swiss Cottage. Pastor Van Beveren, P. Ildefons en de zoo ieverige