Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940(1940)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] De doode stad door Antoni Slonimski Toen, wijl ik eenzaam zwierf door de woestijn van zand en dood waar 't vuur van zon en dorst mij dicht omsloot ontwaarde ik u, o Stad van mijne droomen. Reeds was het dag toen ik uw poorten binnentrad. Zooals de vogel die de wind uit zijne vleugels slaat zoo juichte ik, daar ik de koele schaduw van uw marmer wist en ik vergat de doodelijke hitte uwer nachten wijl blijde zong mijn bloed, wijl blijde klonk mijn stap. En toen de middagzon mij droog en diep verbrandde en al het bloed uit mijne adren zoog, vond ik een dal waar midden duizend steenen de wondere lazuursteen sliep. O, deze kleuren drinken mogen.... vergeefs.... vergeefs.... de witte beelden blozen niet. Hoe zal ik deze paarden van bazalt doen leven en zindren als een vurig lied? Ik zag in deze stad arkaden, marmeren vaten, kroonstukken, zolderingen waardoor het zonlicht schiet. Doch nooit zullen buigen en wiegen als boomen deze steenen en dit graniet. Trotsch als de rotsen stond ik hier te midden dezer schatten in deze fiere stad, en wit en krachteloos riep ik vaarwel toen 't laatste vuur der zon stierf in dit steenen wier. Vaarwel! De zee roept steeds opnieuw. Alles is leeg, een enkle mast steekt hoog en rood in d'avondlucht en wacht tot men de zwarte wimpels hijscht.... de zwarte wimpels van de Dood. (Vrij vertaald door P.G. Buckinx.) Vorige Volgende