Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940(1940)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Gedichten door K. Tetmajer-Przerwa I De kommer, dwaasheid, nietigheid, 't bedrogrijk woord Bedreigen steeds mijn schuit als hunkerende rotsen En 'k drijf door 's levens breed moerassenmeer steeds voort, Gelaten-willoos onder donkre wolkenschotsen. Ik wierp mijn riemen weg en liggend in dien schoot, De leden neergestrekt en d'oogen straf gesloten, Vaar ik waarheen me drijft mijn riemenlooze boot. Naar welke oevers zullen mij de stroomen stooten? Steeds drijf ik voort, uit d'oceaan voor dageraan Van bloed en voor 't geweld der schemering geboren. Voor vluggen wind die scheurt der horizonten waan En d'eilanden omstreelt welk' op de zeeën gloren. Geboren om deez' schuit te sturen zonder schroom Te midden zonnegolven, donder en ontroeren, Geboren voor den strijd drijf ik op dezen stroom En laat mij, wil- en moedloos, door de golven voeren. (Vert. L. Landsman.) [pagina 51] [p. 51] II De Tatra-bergen door, met arendsvlerk geruisch, Dreef breed tot mij de wind, tot binnen in mijn huis, En zwierend waar bemost de steile sparren beven Omruischte hij mijn wieg met rustelooze zweven. Sinds leeft in 't vrij als arendvluchten hartedal Een heimwee dat voor eeuwig d'eeuwen tarten zal, Bij dezer sparren pijn die steeds in rouwgewaden Als eertijds staan te wiegen langs de steile paden. (Vert. L. Landsman.) Vorige Volgende