Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1939

[p. 873]

De beek

Gedragen door 't geruisch van ranke watervallen,
sliert door het zomersch land de fijne kleine beek
haar speelschen slingerdans van lichtende kristallen
op zilvren harpmuziek met klanken koel en week.

De paarlemoeren lucht, de schaduw van de boomen,
naïaden, visch en lisch, de witte zonneglans,
de halmen en de wind, biezen en anemonen,
zij dansen zwevend mee de glijdende cadans.

En waar dit luchtig spel door 't hooge weiland slingert,
of even poozen blijft bij vlonder, heg en haag,
losbandig dartel hier en daar lascief en traag,

komt Pan, de oude god, gesierd met brem en wingerd,
zich zetten aan den rand en speelt voor land en kruid
en 't vlietend waterken zijn zonlied op de fluit.

a.w. grauls.