Lerberghe. Het schijnt echter dat voor geen van beiden spraak van navolging is, maar het is duidelijk dat deze studie-kameraden die vaak samen werkten, die in de zelfde atmosfeer geleefd en dezelfde vorming genoten hadden, met gelijkaardige gedachten in het hoofd liepen; deze gedachten hebben beiden getracht te verwezenlijken, elk op zijn manier, en het is deze manier, alhoewel wijsgeerig bij Maeterlinck en meer artist, meer plastisch bij Van Lerberghe, die niet zonder gelijkenis is geweest. Maar hoe groot nu ook de bekoorlijkheid en het belang van deze eerste dramatische proef mag geweest zijn, wat een uitdrukkingskracht ze in al haar beknoptheid en kleur mag bezeten hebben, toch kunnen we ‘Les Flaireurs’ niet bij zijn echt definitieve werken rekenen.
Want reeds ten tijde der opvoering onthullen ons de Entrevisions, waaraan hij alsdan werkt, veel duidelijker zijn personaliteit. Daarin ontwaren we, zegt Fernand Severin ‘op gesluierde, subtiele, onrechtstreeksche wijze, de droomende onrust, de verzuchtingen van deze eenzame jeugd. Dit boek waar alles berust op toespeling en suggestie, waar alles slechts vluchtig geschetst is, kan doorgaan als een der meesterwerken van de symbolistische poëzie. Trouwens is niemand natuurlijker symbolist dan Van Lerberghe.’
En dit gaat nog meer opvallen wanneer zijn tweede bundel gedichten verschijnt. Maar dan vertoonen zich reeds de definitieve trekken van zijn persoonlijkheid.
De dichter in hem ziet de stoffelijkheid der dingen niet. Hij bant ver van zijn poëtische gedachte alle laagheid, alle diepe bitterheid, ingekeerd zooals hij is voor de schoonheid der natuur, voor de bekoorlijkheid der vrouw, en dit met een soort wijsgeerig pantheïsme. Hierover schrijft hij zelf: ‘Ik zie alles in beelden en symbolen. Er zijn inderdaad weinig symbolisten die zoo diep in de ankers zijn als ik.... Ik spreek nooit over de dingen dan onrechtstreeks in vage leenspreuk, in suggestie. Voor mij is de uitwendige wereld slechts een tooverspel waarvan ik de tamelijk kalme toeschouwer ben. Over me zelven spreek ik slechts met omzichtigheid en onder allerlei voorbehoud alsof mijn bestaan vanuit het standpunt van den lezer - en vanuit mijn eigen standpunt - slechts