Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1939(1939)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 834] [p. 834] De namenlooze door H. Roland-Holst Een der discipelen verhaalt ons Johannes, had Jezus lief meer dan de andren. Deze alleen droeg in zijn hart Hij en deze lag aan zijn hart gevleid bij den laatsten maaltijd toen hij hun in symbolen zijn weze' openbaarde en zijn wezen gaf. Van Hem zegt Johannes dat hij onder het kruis stond - toen Jezus leed zijn eenzamen doodstrijd - naast zijn lijflijke moeder en tot haar sprak: ‘Vrouwe, uw zoon zij voortaan deze.’ Dit is al wat wij weten van dien ongenoemde dien Jezus droeg in zijn hart - dit en niets meer. Zijn naam noch afstamming, niets van zijn lot, versluierde gestalte schrijdt hij door de tijden en achter dien sluier zoeken wij den mensch. [pagina 835] [p. 835] Christus had omgang met vele menschen, met armen en rijken, met zondaars en vrouwen, onder jongen en ouden bezat hij vrienden en vrouwen wijdden zich zijnen dienst als zij wijden vandaag zich den dienst van den Leeraar die in 't oosten verscheen. Van sommige menschen waar Jezus mee omging kwamen de namen tot ons, wij weten iets van hun leven. Vreemd: van hem dien Jezus beminde we weten niets meer dan alle andren. Geen woord is tot ons over hem gekomen, geen legende haar draden spon rond zijn naam. Maar we voelen zijn hart dicht bij u, - dichter bij dan van een der andren - in spraaklooze teerheid naar den Meester gekeerd, voelen het kloppen aan de borst van den Meester in liefde wijdopene leliekelk. We zien geen trekken, geen gelaat duikt omhoog uit de mist der tijden, maar we voelen een hart [pagina 836] [p. 836] trillend in liefde; haar levende spoel schiet heen en weder tusschen den Meester en ons eigen hart. Namenloos ligt het gelaat omsluierd, ligt de discipel dien Jezus het liefst had, als een kind aan de borst zijner moeder gevleid, aan de borst van Hem die ons openbaarde dat elke mensch is een kind van God. Wij zien als in droom door de nevel der tijden een edel gelaat. Goede-Vrijdag, 1937. Vorige Volgende