Vlaamsche poëzie voltrekt. Al was zijn persoonlijkheid dan ook niet zeer scherp afgeteekend, (hij wist zich nog niet te ontworstelen aan de invloeden die hem hadden gevormd), toch trof ons in dezen eersteling het lyrisch aanvoelen der dingen en de verfijnde gevoeligheid in het kiezen der objecten. De bundel ‘Geheime Zenders’ beteekent ongetwijfeld een vooruitgang op zijn vorig werk. Reeds zijn de invloeden gedeeltelijk verdwenen en ook de voorstellingswereld is levendiger geworden en echter. Ook het probleem van den vorm heeft zich bij Trudo Hoewaer gesteld. Het aanvaarden der prosodische tucht geeft aan zijn werk een ernstiger en meer bezonken karakter. En al komt hij, technisch gesproken, dan ook niet altijd tot even verrassende rezultaten, toch won zijn werk aan verdieping en aan verruiming.
Een der voornaamste gebreken echter die de poëzie van Trudo Hoewaer voorloopig ontsieren, zijn de symbolische gemeenplaatsen die hier al te weelderig woekeren. De blonde zangen, de purperen smart, het witte lied, behooren tot de geliefkoosde ‘symbolische beelden’ van dezen dichter. Ook de titel ‘Geheime Zenders’ met de z.g. modernistische ondertitels ‘Zware muziek’, ‘Orgelrecital’, ‘Gevarieerd programma’ is minder goed gekozen en doet eerder provinciaal aan.
Deze kleine gebreken nemen echter niet weg dat Trudo Hoewaer, waar hij de invloeden die hem hebben gevormd volledig achter den rug heeft, tot rezultaten komt die ons toelaten te veronderstellen dat hij, samen met Jan Melis en G. Michiels spoedig in staat zal zijn de Limburgsche poëzie met definitief werk te verrijken.