De bladen melden:
Bijna twee jaar geleden vertrok Karel De Ghinste van W. naar Argentinië, waar hij de vlasteelt zou helpen uitbreiden. Bij deze onderneming....
Dat hij langs Argentina zou de Leie afleiden
Had hij gehoopt, maar nooit geloofd, en 't is gebeurd.
Om deze vreemden in geheimen in te wijden
van 't edel vlas, heeft hem de bazenbond gekeurd.
Zijn moeder zegt: Hij heeft een kontrakt voor negentig maanden,
En met de komende Paschen is 't nu al twee jaar.
Waar zullen wij allemaal zijn binnen zeventig maanden?
En wie weet hoe dikwijls zit hij ginder niet in gevaar!
Zo in die wakkere vrouw zie ik den Vlaamsen kerel,
Gelijk hij ginder heerst heinde en ver over 't vlas,
Met zuurzoet in de mond de smake van een herel
Waarin hij alle krachten weet van 't vlassersras.
Zij kennen ginder niets van zaaien, slijten en boten.
Daarom is 't hij die heerst, en kent hij haast geen Spaans,
Zij kennen ginder nog min van braken en zwinglen na 't roten
En geen die zich verzet al heerst hij daar in 't Vlaams.
Verzet? God en Maria helpen de Argentinanen,
De Argentinanen, Chilenen en Brazilianen er bij,
God en Maria helpen alle Zuid-Amerikanen
Die zich zouden verzetten tegen die Vlaamse kei.
[pagina 473]
[p. 473]
Alleen de Zondag loopt hij eenzaam en verloren
Jongens en meisjes verenigt in landlijke dans de milonga.
Hij, door de schuwheid met zijn ras hem aangeboren,
Vliegt liever op zijn paard door 't harte van de pampa.
Maar als hij weer in de haven te Antwerpen aan zal komen,
Waar alles thuiskomt uit het land van overzee,
Dan zullen die van zijn dorp rond hem te zamen stromen,
En in hun knoopsgat brengen ze allen vlasbloemen mee
En thuis zullen ze zingen van: ‘Carlos’ lang zal hij leven!
Tot laat in de nacht weergalmt de buurt van muziek en refrein,
Maar als 'k hem tot herinnering dit lied wil geven,
Lokt hem al 't nieuwe lied der landen in zijn brein.