Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1939(1939)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 269] [p. 269] [R. Herreman] Uit deze volheid door R. Herreman O, uit mijzelf, niet meer mijzelf te zijn, den bangen tocht naar nieuwe vreugde en pijn weer aan te vangen... God, ik ben verlaten, ik sta gelijk een eenzaam schaap te blaten. o Schaap, ren uit de veilge weide weg! 'k Ben vol voldaanheid, en vol overleg, en ach, - ik durf de woorden haast niet spreken -, 'k ben zoo vol vreugde dat ik nu moet breken van overvloed, zoo boordevol geluk, dat ik den dood aanschouwend van zijn stuk hem wijken zag. Maar gij, dompel mij onder in uw rustlooze vraag en dreigend wonder. [pagina 270] [p. 270] De dubbele glans door R. Herreman Zie, hoe ik straal in 't schroeien van uw oogen, - en ik was dor, vóór mij uw glans genas. Ziet gij mij niet? 'k Ben onder u gebogen, ik ben van u doordrongen als klaar glas. Maar ach, ziet gij mij niet? Ik ben van licht doorblaakt en door geen duister te genaken, en ween ik toch, 't is om uw aangezicht dat dónker glanst, dat mijn licht niet kan raken, ofschoon om ons de vier seizoenen bloeien en God den angel zuigt uit ons verdriet; kunt gij als ik niet uit uw wonden gloeien? Ziet gij mij niet? Ach, ziet gij mij nog niet? Vorige Volgende