Hoe goed burgemeester Huysmans er ook over getoast moge hebben, veeleer dan eend beteekent de naam Baekelmans stokdrager. Ziet men in een stokdrager eerst en vooral den dienstbare altijd in de nabijheid van zijn meester, dan zijn er zeker weinig Baekelmansen die hun naam meer waar gemaakt hebben dan Lode Baekelmans. Het ambtenaarschap, waaraan hij tenslotte zijn kunstenaarschap heeft opgeofferd, was een vrijwillig baekelmanschap, dat de hulde verdient welke hij gekregen heeft. De schrijver van Tille had de mogelijkheden in zich om eenmaal door zijn volk gekroond te worden zooals Conscience het werd. Hij heeft zich de stokdrager van dat volk gemaakt. Het volk was zijn meerdere; in plaats van het uit den hooge te begiftigen met zijn kunst, heeft hij het nederig gediend met zijn boeken en veel meer met de boeken van andere schrijvers.
Wij hebben het gehoord, telkens hij bedankte voor de huldeblijken: zijn literair werk, al wilde hij er over spreken, vergat hij zeer spoedig, en dit geheel onwillekeurig, om uit te weiden over zijn werk in de bibliotheken, in het museum van letterkunde enz. Zelfs het traditioneel geschenk had hij afgewezen voor het geluk van zijn leven: verwezenlijken; het moest een letterkundige prijs worden. En dat is in orde.
Ik denk wel dat op den dag der viering de muse een beetje getreurd heeft om Lode Baekelmans, maar zij is dan ook de eenige geweest op zooveel honderden, die hem van ganscher harte en zeer terecht zonder terughouding hebben kunnen huldigen. En dat waren menschen, zij is tenslotte toch maar een muse.
***
Herman Teirlinck is ook zestig geworden, maar na een poosje gesukkeld te hebben met zijn gezondheid voelt hij zich fit and well, ziet in den spiegel dat zijn neus nog niet naar voor gezakt is zooals dien van de ekster op de galg, wil dus zijn ouderdom niet weten en denkt: vermits Schopenhauer zegt dat de drie kostbaarste goederen zijn: ten eerste gezondheid, ten tweede jeugd, ten derde vrijheid, wil ik ook het tweede niet laten schieten.