men herleze het; de eindovertuiging kan slechts deze zijn: dat Van Schendel hier wederom een werk van Westeuropeesche beteekenis schreef al is het in wezen en toon nog zoo strikt Hollandsch. Deze lof is hooggestemd, maar vraagt men om bewijzen dan neme men het boek zelf ter hand. Van pagina tot pagina brengt het proeven ervoor, hier in de taal, daar in de situeering, ginds in de détailwerking.
Het is een niet te verwaarloozen bijzonderheid dat Van Schendel niettegenstaande zijn grootheid toch tot de kring van veelgelezenen behoort. Vandaar dan ook dat men hem een groot, klassiek en voornaam auteur heeten kan, wiens proza juist in de zuiverheid zijn allereerste hoedanigheid vindt. Koning over de taal is hij als mensch romanticus en realist, en paart zoo een ruime belangstelling voor het heden aan een warme liefde voor het verleden. Europeesch van formaat - en zoo dan ook over onze landgrenzen erkend en geprezen - is hij toch voor alles Hollander: stoer en zelfbewust, forsch van drift en met ontembare werkkracht.
***
Als Een Hollandsch Drama is ook De Grauwe Vogels een roman van het calvinisme. Men kan zelfs van meening zijn dat hij een critiek op, ja een veroordeeling van dit calvinisme inhoudt; een iets nu scherper dan weer minder helder aan den dag tredend, maar toch overal een plaats op de achtergrond innemend, De menschen in dit boek gaan onder het noodlotsfatum meer dan gebukt, zij worden zoo geslagen dat zij zich niet meer kunnen oprichten en vandaar dan ook niet meer rechtstaand kunnen onderscheiden, en de troostelooze weg dezer tragedie is uitsluitend een neergang. Dit werk is somber van dreiging in mensch als natuur; geloof en ongeloof vechten er in harde kamp, onrust waait er door heen als de wind door het riet; doch het biedt geen of weinig licht. Er is aan het einde eenige helderheid, doch zij komt niet overeen met de straling van het begin; de grauwe vogels werpen over alles hun eigen onafwendbare schaduwen. Als een kroniek zijn deze gebeurtenissen geboekstaafd, het is een