Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938
(1938)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 489]
| |
[1938/7-8]Conscience's Leeuw van Vlaanderen in het tijdskaderGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 490]
| |
De strijd tusschen Protestanten en Katholieken was niet vreemd aan de zeer bizondere aandacht, die thans weer wordt geschonken aan den opstand der zestiende eeuw. Jan Frans Willems geraakt hierover o.a. in geschil met Jan Baptist Buelens. Dit geldt ook voor het Noorden: in 1835 begint Groen de zoo bekende Archives ou correspondance inédite de la Maison d'Oranje NassauGa naar voetnoot(1). En eveneens merkwaardig: als men in 1798 zich verzet tegen het drukkende Fransche regime, dan wordt al evenmin aan de vroegere Vlaamsche strijders herinnerd. 1302 is werkelijk vergeten. Trouwens dit feit treft reeds in de historiografie van den 16e eeuwschen opstand. Wij hebben heel wat literatuur uit den tijd der 16e eeuwsche troebelen nagekeken: nooit hebben wij bij de rebellen eenige allusie vastgesteld op het gebeuren van 1302; als Schiller een paar eeuwen later in zijn merkwaardig boek over den Nederlandsche rebellie een historisch overzicht houdt over de Vlaamsche gewesten - ook over Frankrijk, over de Burgondiers handelt.... dan blijft hij evenwel zonder hulde of vermelding voor 1302. In de rijke pamflettenreeks tegen den hertog van Anjou in 1580 gepubliceerd, wordt wel gewezen op Frankrijk als de eeuwenoude vijand van Vlaanderen.... maar geen vermelding of allusie aan den slag der Gulden Sporen. Dit feit in het historische worden is bij de bevolking dus niet tot het bewustzijn doorgedrongen. Dit teekent te beter de taak van Conscience als wekker van het nationale bewustzijn! De voorzitter van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, Matthijs Siegenbeek, had in 1881, volgende hoop uitgedrukt: ‘.... ik durf mij nogtans vleyen, dat de zaden, door het onderwijs van mannen als een Schrant, Kinker, Meyer en anderen, in den Belgischen grond zoo mildelijk uitgestrooid, niet geheel verloren zullen gaan....’ Een blik op het wetenschappelijk leven in Vlaanderen zeer kort na den opstand, en in het midden, waar ook Conscience | |
[pagina 491]
| |
vertoeft, versterkt ons in den indruk, dat die hoop van Siegenbeek niet ijdel wasGa naar voetnoot(1). De belangstelling bestrijkt in de eerste plaats het philologisch-historisch gebied en verklaart genoegzaam dat juist een Leeuw van Vlaanderen in deze atmosfeer kon ontstaan. Reeds in 1835 begint de publikatie van Warnkoenigs meesterlijke ‘Flandrische Staats u. Rechtsgeschichte bis zum Jahre 1305’ dadelijk door Gheldof in het Fransch vertaald, terwijl in 1837 de Smet, de reeks Corpus Chronicarum Flandriae begint; Jan Frans Willems brengt in 1836 de Rijmkroniek van Jan van Heelu met den ‘codex diplomaticus’, terwijl in 1839 ook van zijn hand ‘De Brabantsche Yeesten of Rijmkroniek’ door Jan de Klerk het licht ziet; in de ‘Messager des sciences historiques et des arts de la Belgique’ brengt Voisin in 1834 de vertaling van Goethals-Vercruyssen, De slag bij Kortrijk, terwijl in 1835 de Brugsche archivaris Delepierre het Précis des annales de Bruges, en in hetzelfde jaar 1835 Lambin, archivaris van Ieperen, uitgeeft, ‘Merkwaerdige gebeurtenissen vooral in Vlaenderen en Brabant, en ook in de aengrenzende landstreken’ van Olivier van Dixmude. In 1837 is het J. De Jonghe, welke de ‘Chronijcke van den lande ende graefscape van Vlaenderen gemaect door Nicolaes Despars, uitgeeft, terwijl de Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen, onder leiding van Serrure en Blommaert, de Kronijk van Vlaanderen bezorgt. Ook kan. David gaat aan het roeren. Noteeren wij terloops in ditzelfde verband, de uitgaven van Gachard, zijn ‘Analectes belgiques’ in 1930 en ab 1833, de ‘Collection de documents inédits concernant l'histoire de Belgique....’. Historische overproduktie! Ook dit is de geest van de romantiek! Maar de uitgave van Serrure en Blommaert, de Kronijk van Vlaanderen dus, roept onze bizondere aandacht op. De uitgevers motiveeren hun uitgave: ‘Met rede klaegt | |
[pagina 492]
| |
men hier te lande dat men de geschiedenis van Vlaenderen.... na Fransche bronnen meestal bewerkt, en dat men onze voorvaders dikwijls met zeer ongunstige kleuren afschildert!...’ En zij meenen dat het noodzakelijk is de historie ook te bestudeeren uit de werken in de Vlaamsche taal. De historie moet worden een pleidooi voor de waardigheid der voorvaderen: het historisch bewustzijn dus verhoogen! Aan het volk het besef schenken, dat zijn historisch worden in grootheid en schoonheid is geschied. En zij besluiten: ‘Niemand zal kunnen betwisten, dat onder dat oogpunt beschouwd, onze vaderlandsche kronijken, verre boven die der vreemden, den voorkeur verdienen.’ En bovendien schenken dan de inleiders een bizondere aandacht aan de Burgondische periode, die meest van al de landsrechten hebben verkracht. Hoe past alweer de Leeuw van Vlaanderen in dit uitgestippelde kaderGa naar voetnoot(1). Beschouwd in dit verband is de Leeuw een waar tijdsdokument: wij hoeven slechts de briefwisseling van en met Conscience, De Laet, Snellaert na te gaan, om vast te stellen, dat de atmosfeer, waarin Conscience groeit wel geladen is. Er is een nieuwe geest over Europa getrokken, waarvan een ruime vrijheidsdrang het kenmerk is, en waarmee de geest der romantiek zich gemakkelijk kan verbroederen. De historische roman is hiertoe de meest geschikte synthese van de atmosfeer: vrijheidsbewustzijn oproepen uit de verheerlijking van de daden der voorvaderen. Schrijft Conscience in de voorrede van Phantazij zelf niet: ‘Wij hebben den steen van het graf onzer ouders opgetild.... het gewijde gebeente, de heilige naam en krachtige tael eruitgehaald.... Nu rijst onze oude roem nogmaals uit de vergetelheid op!’ Ook bij den Leeuw van Vlaanderen zal dit opzet wel aanwezig zijn geweest, wat trouwens uit het slotwoord wel blijkt. De Leeuw van Vlaanderen is beslist nationaal-Vlaamsch.... doch sterk verbonden aan dien vorm van Belgisch gevoel, | |
[pagina 493]
| |
waaraan Conscience op ditzelfde oogenblik uiting geeft. Een patriotisme, dat de sterkte van België op bijna imperialistische wijze gaat verdedigen, en dat, zooals wij weten tot anti-Hollandsche betoogingen aanleiding gaf, en door meer dan eenig Vlaming werd afgewezen: de kritiek van Snellaert op die houding is er het bewijs van. En trouwens, ook bij de Laet, is herhaaldelijk een zeker voorbehoud te merken. Dit vaderlandsche gevoel, weer deel van de romantische gesteldheid, is toch de vader van den Leeuw. Hoe dan die versmelting van die oplaaiende Vlaamsche overtuiging bij Conscience, met een zeer sterk vaderlandsch gevoel kan worden verklaard? Voor een gevoelsmensch als Conscience was, moest ter motiveering, reeds het feit volstaan, dat hij aan de revolutie had deelgenomen. Er blijkt stellig overal het loyauteitsgevoel. In de studie door Antoon Jacob gewijd aan Jacob van Artevelde, heeft deze de sterkte van dit loyauteitsgevoel aangegevenGa naar voetnoot(1). Ook de Leeuw is hiervan een doorloopend getuigenis. Dat Conscience die beenhouwers en wevers rond hun vorst opstelt, rond die arme Machteld, rond Adolf van Nieuwland: het is de verheerlijking van de Vlaamsche gemeenschap in de loyauteit aan den landsgraaf ook aldus die vele verklaringen van Breydel en de Coninck, welke aantoonen hoe hun heer, de Leeuw, hun streven beheerscht. De tijd ontbreekt om uit den tekst die plaatsen te lichten, welke zulks bevestigen. Maar het voorwoord tot den Leeuw zelf maakt van die loyauteit als een credo. Doch we kunnen reeds in het voorwoord van Phantazij, dat in 1837 verscheen deze stemming waarnemen! Hier klinkt het: ‘Onze Grootmoedige vorst, wien het noorderbloed ook door 't harte gaat.... de ondersteuning zijner Koninklijke Majesteit heeft jonge Vlaamsche schrijvers in de baen voortgeholpen en de ziel groot gemaakt.’ Conscience bedankt den vorst die bewijst, ‘dat Hij het welzijn onzes Vlaemschen Vaderlands hoogst ter harte neemt.’.... | |
[pagina 494]
| |
En ten slotte mag hier worden aangegeven hoe overonderdanig Conscience zich aanstelt: van die belangstelling waren toch slechts weinig teekenen gegeven. Aldus ook bij de(n) Leeuw: de vorst heeft reeds zijn gehechtheid aan Vlaanderen betoond. Ook de loyauteit aan den Staat wordt bevestigd: maar, en dit is teekenend, niet zonder voorbehoud. Het dualisme in den staat wordt onderlijnd en de afkeer voor een Waalsche overheersching herinnerd. Conscience duidt de wonde aan: ‘het is, schrijft hij, voor een Staetsbestuur lastig twee onderscheid en volken onder eenen scepter met dezelfde wetten, dezelfde voordeelen te verschaffen’. In volgende bewoordingen wordt het recht van het vlaamsche landsdeel opgeëischt: ‘Indien het Staetsbestuur eene smelting wil poogen, dat men dan de meerderheid der Natie ten grondslag neme - of dat men elk het zijne laten....’; wordt op deze de probleemstelling van de Vlaamsche beweging niet benaderd - en wordt hier ook het vaderlandsche gevoel van Conscience niet op bizondere wijze belicht? Het recht van het Vlaamsche landsdeel wordt opgeëischt: Conscience maakt kritiek op den staat en doelt erop dat dit ‘Staetsbestuur jegens Vlaanderen onredelijke plannen ontwerpt. En in dit voorwoord klinkt deze toon: ‘het is nog tijd recht te doen!’ En de les uit de historie, de les ook in den Leeuw: ‘men weet bij ondervinding hoe snel de gramschap des volks groeit en wat gevolgen dezelve altijd heeft.’ Deze uitingen van loyauteit vinden wij niet alleen terug bij Conscience, maar alweer is het hier de toon van het milieu waarin hij leeft. Naar aanleiding van het manifest, dat hij met Conscience opstelde, tegen den afstand van Limburg en Luxemburg aan Nederland, schrijft de Laet: ‘Wij willen dat het de grondsteen onzer latere oppositie worde, wij willen dat het in de toekomst den Walen den mond sluite als zij de verkleefdheid der Vlamingen aen de grondbeginsels van 1830 zullen in twijfel trekken.’ De Laet wil het verwijt ontzenuwen, ‘dat de Vlamingen voor den ondergang van België strijden’. | |
[pagina 495]
| |
Het manifest is trouwens zelf een vuur van loyauteit. Maar, dit moet erkend: in die loyauteit speelt de bekommernis om Vlaanderen de hoofdrol. Het is geen geestdrift, eerder taktiek: uit de oprichting van België - de beslissing van de mogendheden - moet men halen, wat hieruit ten goede van Vlaanderen kan gehaaldGa naar voetnoot(1). En enkele dagen later betitelt De Laet, al diegenen welke met dien afstand instemmen tot lafaards ‘zonder geest of hart’. En ook van Snellaert, die reeds op dit tijdstip niet zonder achterdocht over de revolutie van 1830 schrijft, houdt eraan in een zijner brieven eraan te herinneren dat hij een goed patriot is. Maar zooals wij zegden: die loyauteit is in zekeren zin een verweer! De toon van Conscience past volkomen in het kader. Het zou trouwens voor de uitstippeling van het juiste beeld der verhouding België-Vlaanderen in den geest dezer Vlaamsche voormannen de moeite loonen die briefwisseling uit dit tijdperk aan een vergelijkend onderzoek te onderwerpen. Bovendien richt zich deze aanhankelijkheid alleen tot den koning - niet zijn ministers - juist zooals in den Leeuw zelf de trouw hoofdzakelijk den landsheer treft - en niet de edelen - tegenover dewelke de Coninck de voorzichtigheid aanbeveelt! In den Leeuw-voorwoord lezen wij - in de kritiek welke Conscience op het Staatsbestuur uitbrengt - dat hij door staatsbestuur geenszins bedoelt ‘den doorluchtigen persoon, zijner Majesteit, den koning’! De koning gaat dus gaaf uit! De voorrede van den Leeuw schildert trouwens zeer klaar de stemming, waarin Conscience gewerkt heeft. Zoo roept hij in de voorrede van den Leeuw de aandacht op de verfransching van Vlaanderen!! ‘Maar iets anders belet de herwinning van onze oude weerde; dit is iets dat de Vlamingen niet genoeg bemerken | |
[pagina 496]
| |
en waarvan zij het slachtoffer zijn zullen, indien er niet opgelet wordt!’ En Conscience vervolgt: ‘Er zijn tweemaal zooveel Vlamingen als Walen. Wij betalen in de lasten tweemaal zooveel als zij! En men zou ons Walen maken, ons opofferen met onzen ouden stam, onze taal, onze luisterlijke geschiedenis en alles wat wij van onze vaderen geërfd hebben. Neen, er is nog te veel echt Vlaemsch bloed in de wereld, omdat dit mogelijk zij, wat booze staatkunde men ook gebruikte.’ Dit als inleiding: het geeft de kleur van den Leeuw scherp weer. Maar dit vaderlandsche gevoel is Vlaamsch: wij hoeven zeer dikwijls Vlaamsch te lezen, waar Conscience in zijn brieven en schriften van dien tijd Belgisch schrijft. Voor hem hebben Belgisch en Vlaamsch een gelijkaardige beteekenis. Hij ziet België slechts in het teeken van de Vlaamsche superioriteit. In zijn Phantazij lezen wij: de meeste Belgen zijn van hun vaderen verbasterd: zij verzaken hun moedertaal! Hier is dus duidelijk Vlaanderen bedoeld! Maar de aanval op de waardigheid zal niet gelukken want: ‘Want er zijn nog genoeg aderen, waerin het Noorderbloed zuiver en kokend rond vliet: nog Belgen, die hun Vaderen gelijken: nog heldhafte mannen wien het hart bij een Vlaemsch woord feller mag kloppen, en die nooit hunne moedige hoofden voor den Franschman gebukt hebben.... Wij Teutonen, wij kinderen van het Noorden!... het is beslist alles zeer Vlaamsch bedoeld, alhoewel hij de term Belgisch gebruikt. En ten slotte nog steeds in de Phantazij, den dank voor den vorst, die het welzijn onzes Vlaemschen Vaderlands hoogst ter harte neemt. De motiveering in het manifest, tot behoud van Limburg en Luxemburg, dat dus de Vlamingen opriep om eer en roem te stellen boven gewinzucht, is trouwens dezelfde als de motiveering door De Coninck voor de Brugsche lakendekens ge- | |
[pagina 497]
| |
houden, om te betuigen, dat terwille van gewin en goud, de Vlaamsche eigenliefde niet mocht geofferd worden aan den Franschen slavendienst: de termen slaaf en goud of geld worden in beide aanspraken in denzelfden geest gebruikt. Niet Conscience alleen zag in Vlaanderen de draagster van het begrip België. In di verband verwijzen we naar een opstel van N. De Cuyper in de Noordstar, in het Maartnummer van 1840, getiteld: Over het Verwaarloozen der vaderlandsche Geschiedenis’. En hier lezen we het duidelijk uitgedrukt: ‘(dat) het geen overdrijving is te zeggen dat de historie van Vlaenderen en Braband de gansche historie van België in zich besluit’Ga naar voetnoot(1). En bij het plan van Conscience een Geschiedenis van België te schrijven heeft dezelfde schrijver aangeteekend: ‘dat zulk werk zou zijn, wat een fransch werk (hij heeft de Histoire de Belgique van Moke aangehaald) in onze vlaemsche gewesten nimmer wezen kan: Belgisch het gedacht, Belgisch door de uitdrukking!’Ga naar voetnoot(2). Hier alweer de aanduiding, hoe Vlaamsch en Belgisch als een identieke waarde wordt beschouwd. Er is rond den Leeuw in Vlaanderen een sterke gemeenschap van denken merkbaar: het is ontroerend na te gaan, hoe elke tijding over dit werk wordt ingewacht, en hoe, over de krisis van Conscience en van De Laet heen de Leeuw het teeken is geweest tot de samenwerking van de Vlamingen, in den Leeuw zelf geprezen, en door Conscience ook later in zijn brieven en gesprekken verdedigd. Doel van die samenwerking: verweer tegen het optreden van Wallonië. Dat de regeering de XXIV artikelen heeft aangenomen, die dus Limburg en Luxemburg van België rukte, wordt beschouwd als een manoeuver, waardoor het Vlaamsche Limburg en het ‘ontwaelschte’ Luxemburg worden kwijtgespeeld. Waalsche staatkunde noemt zulks Snellaert. De Leeuw van Vlaanderen is een verklaring en een signaal | |
[pagina 498]
| |
in de ontwikkeling van het Vlaamsche bewustzijn. Het is het teeken van een geestesgesteldheid, die vóór den Leeuw bestond, maar als resultante in de Leeuw uitstraalt. Dat de opvoering van het Wonderjaar in Antwerpen, de aanleiding is om de Geuzen te verheerlijken is volkomen begrijpelijk; maar dat ook Leve de Vlaemsche tael word geroepen, verraadt meerGa naar voetnoot(1). En als een verradend teeken is daar de brief van Snellaert, die in 1838 de opstandige beweging van de Gentsche arbeiders verhalend, aldus de brief besluit: ‘Men legge het uit zooals men wil: ik zie er den herlevenden volksgeest van Vlaenderen in, dat gevoel van eigen kracht, ten tijde van Artevelde het eenige steunsel onzer onafhankelijkheid. Ja, Vriend, onze lieve Vlaenderen, thans nog gekromd onder de diepste vernedering, geeft bewijzen dat zijn Vijanden hem den nek niet meer zoo lang drukken zullen, en dat zijn kinderen eerlang weer mannentael zullen spreken. God geve het - het wierd hoogstens tijd.’Ga naar voetnoot(2). Teekenend voor den geest, waarin Conscience zijn Leeuw heeft opgevat, is zeker het op den voorrang treden van een nationaal gevoel, gebonden aan den vorst, gebonden aan het vrijheidsbewustzijn; dit nationaal gevoel is in den Leeuw opgetrokken rond het graafschap Vlaanderen, is evenwel in den geest van Conscience gesteld in het licht van de anti-Fransche en anti-Nederlandsche gevoelens die, zooals wij verder zien zullen, hem bezielen. Vergeten wij het niet: Conscience heeft aan de omwenteling van 1830 deelgenomen. Voor het sociale konflikt, dat in het epos van Vlaanderen zeker zijn deel opeischt, heeft de romantiek geen plaats overgelaten. Ook hierin wijkt Conscience niet af van den geest der Romantiek: de armoe is subjekt van de literaire belangstelling. Conscience heeft het sociale konflikt als probleem niet gevoeld: vooreerst hij was geen historikus - wilde het trouwens niet zijn - en de bronnen door hem benuttigd, boden niet de gegevens waaruit het bestaan van dit konflikt onmid- | |
[pagina 499]
| |
dellijk kon worden afgeleid. Eerst het Corpus Diplomaticus Flandriae dat in 1879 verschijnt biedt hier werkelijk bruikbare gegevens. Maar hij zag niet de tegenstelling, omdat hij deze ook in zijn tijd niet als probleem gezien heeft. Waar de Gentsche volksflaminganten, in hun liedjes, waar een Kats het sociale probleem in zijn scherpen vorm zien, zal Conscience wel voor de geesel van de armoede emotie, ontroering voelen, maar niet verontwaardiging over de mogelijkheid van de armoede, noch begrip voor een sociale orde, welke die armoede zou uitschakelen! Men leze zijn redevoering, die hij tien jaar later uitspreekt op het muziekfeest ten voordeele van de slachtoffers van den hongersnood: medelijden wil hij wekken voor die armoelijders, maar geen oogenblik breekt uit hem het verzet tegen de toestanden zelf. Het zijn trouwens opvattingen over het pauperisme, die K. Prins, in zijn studiën rond 1830 juist heeft aangegevenGa naar voetnoot(1). Conscience staat met zijn werk in den geest der romantiek, die de vrijheidsgedachte, eens door de revolutie van 1789 in beweging gezet, slechts onvolledig heeft kunnen vatten, en staan blijft bij de liberale-idealistische realisaties van die vrijheidsgedachte, door de revolutionnaire bewegingen van 1830 bereikt. Het gevoel dat een Byron in Griekenland deed kampen beheerscht ook Conscience!Ga naar voetnoot(2). De Leeuw van Vlaanderen heeft zeker een ruim aandeel gehad in de volksopvoeding naar een Vlaamsch bewustzijn. Wat voor het verschijnen ervan in die richting was gepoogd, had stellig de volkskringen niet bereikt. Zeker, Willems en zijn Gentsche vrienden deden nuttig en noodzakelijk werk, maar hoe beperkt was de kring der belangstellenden voor deze eruditie. Wat de Gentsche geleerden ondernemen kan weinigen bereiken. Denken we aan de sociale struktuur van dit oogenblik: | |
[pagina 500]
| |
een burgerlijke stedelijke bevolking, waarvan een groot deel vijandig is geworden aan het Vlaamsche taalgebruik; en een ander deel stellig niet bewust ageert. En dan een plattelandsbevolking, die door de kwaal van het anaphabetendom zwaar is aangetast. Het gebeuren van en rond den Gulden Sporenslag heeft Conscience zeker tot een epos, tot een volksepos willen maken: en des te meer voor dit volk bestemd omdat dit volk aan den slag in breede massa's heeft deelgenomen. Hierin wijkt Conscience af van de voorstelling, o.a. door Snellaert verdedigd: meer dan het in dicht gestelde ‘Vlaamsche epos’, dat Snellaert verwachtte, heeft de Leeuw van Vlaanderen het vaderlandsche bewustzijn opgeroepen; maar het moet gezegd, dat Snellaert zich niet richten wilde naar een beweging die vooral het volk zelf beïnvloeden wilde. Conscience staat beslist op, wat men nu gaat noemen, het ‘volksche’ standpunt. Van de circa 500 exemplaren, waarin de Leeuw van Vlaanderen verscheen zijn wel niet velen tot in de woonkamer van het gewone volk binnengedrongen; men overschatte die rechtstreeksche invloed van den Leeuw als litterair werk niet: tot zelfs in 1847 is in Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen ruim 80% der bevolking analphabeet en dus alleen vatbaar voor de invloeden of van een tooneelbewerking, die in 1842 zooals we zien zullen inderdaad groot sukses heeft, of van de politieke agitatie, waarvan de Leeuw het middenpunt is. De politieke omstandigheden, de naweeën van de Belgische revolutie hebben hieraan ruim medegewerktGa naar voetnoot(1). Aan die politieke beweging heeft Conscience sterk medegeholpen, door de verruiming van het nationale kader. En hier dan schuilt vooral de beteekenis van den Leeuw als inzet en gevolg van de Vlaamsche bewustwording; gevolg: wanneer we de blikken werpen naar de middens van intellektueelen; inzet: als we de ontwikkeling ervan verder volgen in het Vlaamsche land. Een fransch diplomatisch dokument komt als welkome gast opdagen. | |
[pagina 501]
| |
Markies de Rumigny, Fransch ambassadeur te Brussel in het jaar 1842 had als attaché markies Jean Theophile Anne de Ferrière de Vayer. Hij gaf hem de opdracht een zeer uitvoerig rapport op te stellen over den toestand in het jonge koninkrijk. Deze studie is getiteld: Etudes morales et politiques sur la Belgique: ze omvat 5 bizondere gebieden.... waarvan drie althans onmiddellijk verband houden met de verhoudingen in België opgeroepen door het dualisme Vlaanderen en Wallonië!Ga naar voetnoot(1). Hij erkent dat ‘les flamands vivent par les zouvenirs du passé’: het blijkt dus dat Conscience, zijn volgelingen en zijn voorgangers wel degelijk doel hadden getroffen, wanneer zij in hun beweging tot volksverheffing in Vlaanderen in het bizonder het historische element hadden benuttigd. De Vlamingen ‘se croient d'une race supérieure à celle des Wallons’, ja ze hebben imperialistische neigingen en denken er zelfs aan Fransch-Vlaanderen terug te veroveren. Ze zijn beslist anti-Hollandsch, wat wij trouwens uit het optreden van Conscience zelf kunnen leeren, maar zijn in de eerste plaats verwoed gebeten op Frankrijk. Quand un Flamand veut injurier un Wallon il l'appelle Français! De diplomaat brengt een bezoek aan Brugge, en woont er een vertooning bij, door Liefde en Eendracht van Antwerpen uitgevoerd, naar aanleiding van een tooneelprijskamp, waarin overigens Tael en Broedermin van Gent het won, met het stuk Jacob van Artevelde, op de Antwerpsche maatschappij. Antwerpen voerde te Brugge op ‘De Leeuw van Vlaanderen of Jan Breydel en Peter van Conick’ (sic), door Conscience. Uit de briefwisseling van en over Conscience weten we dat de verwerking van den Leeuw voor het tooneel, gemaakt was door P. Deny, ondervoorzitter van de Brugsche tooneelmaatschappij ‘Kunstliefde’Ga naar voetnoot(2). ‘Quoique peu versé dans le Vlaemsche’, kon de attaché | |
[pagina 502]
| |
niet weerstaan aan de bekoring, en woont dus de vertooning bij. Het stuk was reeds begonnen. Al op de trappen treft hem het lawaai van het ontroerde publiek. Reeds in de gang wordt hem de stilte opgelegd: menschen die geen plaats hebben liggen met het oor aan de deur, om aldus iets op te vangen. Men duwt de attaché in een loge, als zesde personnage dan als slechts voor vier plaats is. Alles is stampvol: er is aandacht: men zou de vlucht van een vlieg hooren.... maar als men toejuicht lijkt het wel een orkaan. ‘La pièce ne manquait pas d'un certain intérêt. L'action en était vive variée, sauvage. Les imprécations contre la France étaient saluées par des trépignements; les allusions à la gloire des Flandres zoulevaient un hourra frénétique. A la fin de la pièce il y eut une marche triomphale. La vue de la bannière flamande, avec le lion brodé, excita une tempête d'enthousiasme et de joie tumultueuse. On se levait; on montait sur les banquettes; les femmes jetaient leurs bouquets; les hommes agitaient leurs mouchoirs. Bruges prenait le passé pour l'avenir; elle se croyait ressuscitée.’ De Vlaamsche Leeuw, aldus de agent verder is een roman waarover de Vlamingen met trots spreken. Zij beweren dat hij vertaald is in het Fransch en in het Duitsch: ik wensch voor hun leeuw dat zulks niet juist is want in dit geval heeft hij noch in Frankrijk, noch in Duitschland groot lawaai gemaakt. Tot daar in verband met den Leeuw van Vlaanderen: over de auteur zelf geeft de man nog enkele aanduidingen, zooals trouwens over het geheel van de Vlaamsche heropstanding, het Vlaamsche leven, de Vlaamsche taalbeweging. Overbodig voor U, geachte toehoorders, dit verslag verder te kommenteeren: amper vier jaren na het verschijnen, komt hier de Leeuw van Vlaanderen als de opwekker van een sluimerend gevoel; gelukt de Leeuw erin een volk in beweging te brengen, derwijze, dat het meent zijn verleden te herleven. De term, door den diplomaat gebruikt, heeft zijn beteekenis: dit verleden was een tijd van grootsche macht; het verlangen naar die macht was thans terug opgeroepen. | |
[pagina 503]
| |
Wij weten trouwens uit het reeds geciteerde werk van Picard hoe rond dit tijdsbestek, rond de jaren 1840 de Vlaamsche aktiviteit sterker is geworden en vooral georganiseerd. De politieke ‘Vlaamsche beweging’ is in aantocht. Men kan aan Conscience groot-menschelijke eigenschappen ontkennen: het is een feit dat dichters, schrijvers dikwerf verheerlijken, die deugden en eigenschappen, welke bij hen juist niet aanwezig zijn: het is de Sehnsucht naar de sterkte, waarvan ook het werk van Nietzsche getuigt; de brief van Conscience aan Snellaert, geschreven op het oogenblik dat hij een inzinking doormaakt in verband met het onthaal van den Leeuw, teekent ons een niet al te sterke persoonlijkheidGa naar voetnoot(1). Maar aan zijn Leeuw zal men nooit die glorie ontrukken kunnen, in het Vlaamsche volk iets te hebben opgeroepen, en iets te hebben herinnerd: de grootheid van Vlaanderen, het recht van Vlaanderen; men zal de glorie niet kunnen ontnemen, dat Conscience, bewust, als de levenswekker van een sluimerend volk is opgetreden. Dit verklaart en wettigt de hulde, welke thans het bewuste Vlaanderen hem brengt. |
|