| |
| |
| |
Kronieken
Staatkundige kroniek
door Dr. Frans van Cauwelaert
Minister van State
Men moet het ontstaan van de regeering Spaak niet beschouwen als een wereldschokkende gebeurtenis. Het kan echter worden tot een feit van eenige beteekenis voor onze politieke geschiedenis en het is de moeite waard om er even bij stil te staan.
In haar samenvatting vertoont de regeering Spaak weinig verschil met deze die voorafging en het feit dat zij maar 11 leden telt in de plaats van 15 beschouw ik als volkomen bijkomstig. Maar ze werd geboren in betere voorwaarden en zij schijnt mij, wat de algemeene gesteldheid betreft, van gezonder natuur. De regeering Janson is nooit geheel het nadeel kunnen te boven komen van haar late en haar lastige geboorte. Er zijn te veel dokters bij de kraam geweest en zij hebben, elk met hun eigen partijvoorschriften, het levensregiem van de regeering van den beginne af bedorven. De heer Spaak heeft, zooals hij zelf verklaarde, de les onthouden en binnen de 24 uur een regeering gevormd, over welke geen enkele partij voorafgaandelijk werd geraadpleegd.
Dat kranig stukje heeft hem gediend in de gunst van de openbare opinie en, bij natuurlijken weerslag, ook bij het Parlement. Hij heeft tevens gebroken met een gewoonte, die even weinig overeen kwam met den geest van de Grondwet als zij bevorderlijk was voor de onafhankelijkheid van de regeering. Naar mijn oordeel, zou men in de toekomst nog een stap verder moeten zetten en zou de regeering zich zelfs moeten onthouden aan het Parlement een stemming van vertrouwen te vragen, vooraleer de praktische samenwerking begint. De beroeping door den Koning is voldoende om een Minister te bekleeden met al de rechten en verantwoordelijk- | |
| |
heden, die met zijn ambt zijn verbonden en zoolang het Parlement niet uitdrukkelijk met hem heeft gebroken, hetzij door een censuurstemming, hetzij door het weigeren van de vereischte geldelijke middelen kan hij zich beschouwen als een volwaardige schakel tusschen de kroon en het volk. Wij kunnen evenwel aan den heer Spaak om zoo meer de verdienste gunnen, die hem nu reeds toekomt, dat hij als socialist aan de oude geplogenheid meer gebonden scheen dan eenig vertegenwoordiger van de andere regeeringspartijen.
De regeeringsverklaring heeft den nadruk gelegd op haar nationaal karakter. Zij is drieledig in hare samenstelling, maar zij wil één zijn in hare politiek.
‘De regeering, zoo heet het, beschouwt zichzelf als een regeering van nationale unie, van verdediging onzer instellingen en van economisch herstel!’ Ik ben niet zoo onervaren dat ik me zou gaan voorstellen, dat voortaan elke minister zich volkomen vrij zal kunnen maken van partijbezorgdheid en zelfs van partijdigheid. De politiek gaat niet ‘boven menschelijke kracht’. Maar de tendens naar een politiek welke alleen gericht is op het algemeen belang, werd met nadruk beleden en deze toon werd op gelukkige wijze gehouden door geheel de verklaring heen. Ook in zijn aanvullende redevoering - die een meesterstuk is geweest van parlementaire welsprekendheid en slagvaardigheid - heeft de heer Spaak den indruk gegeven dat hij een ernstige poging wil doen om onze politiek op het hooger plan van het gemeenschappelijk welzijn te houden. Indien hij daarin kan gelukken zal zijn hoedanigheid van socialist mij niet beletten hem openlijk te prijzen.
Over de levensmogelijkheden van de nieuwe regeering zal men best niet profeteeren. De politiek is een spel vol verrassingen. De nood is echter een wijze meester. Wanneer de omstandigheden het moeilijkste zijn verlangt het Parlement het minste naar veranderingen. De regeering Spaak heeft haar fortuinlijke geboorte hoofdzakelijk te danken aan de vrees, waarin de meerderheidsgroepen verkeerden dat zij voor een verdere goudvlucht en een dreigende beurspaniek zouden aansprakelijk worden gesteld indien zij eenigen onwil
| |
| |
hadden getoond. Deze vrees kan nog lang ten haren gunste nawerken. De finantieele moeilijkheden zijn inderdaad niet opgelost omdat de heer M.L. Gerard in de plaats gekomen is van den heer Soudan, als minister van Finantiën, en de economische konjunktuur zal zich niet onmiddellijk storen aan de paralleele wisseling, welke heeft plaats gevonden in het departement van economische zaken tusschen Prof. P. De Smet en Prof. Pol Heymans.
Hoe men ook denke omtrent de vraag of de economische crisis, die zich in de tweede helft van 1937 heeft afgeteekend een karakter vertoonde van diepgaande of oppervlakkige crisis, het is een feit dat onze regeering niet zonder ernstige bezorgdheid den economischen toestand van het land en de finantieele noodwendigheden van de Schatkist kan beschouwen - de finantieele nood treft haar langs twee zijden tegelijk. Zij heeft tekort aan inkomsten om haar gewone uitgaven te bestrijden en zij zal slechts met tegenzin worden onthaald door de geldmarkt voor de leeningen, welke o.a. voor de voortzetting van onze openbare werken onvermijdelijk zijn geworden. Deze rubriek is te kort om ons toe te laten de oorzaken van dezen verrassenden toestand te ontleden. Het kan echter niet worden ontkend dat de heer De Man, die als Minister van Finantiën van de tweede regeering Van Zeeland en van de regeering Janson, voor het beheer van 's lands finantiën meer bijzonder aansprakelijk was, zich aan lichtzinnig optimisme en verregaande onbezorgdheid heeft bezondidg. Zijn persoonlijk prestige zal er lang onder lijden.
Het gedeelte van de regeeringsverklaring, dat handelt over het Vlaamsch-Waalsche vraagstuk kan ik niet gelukkig vinden. Men moet geen kwade geesten oproepen en de heer Spaak schijnt me aan deze verleiding te zijn bezweken wanneer hij waarschuwde tegen de onrust, welke zich in het Walenland zou beginnen te openbaren over een mogelijke bedreiging welke Wallonië zou treffen uit hoofde van de groeiende numerieke overmacht van het Vlaamsche volk en de economische verschuiving welke zich in Noordelijke richting afteekent. Indien we de bladen mogen gelooven, - en ik moet aannemen dat ze ditmaal geloofwaardig zijn ge- | |
| |
weest, - had de heer Spaak nog verder willen gaan en gewagen van constitutioneele hervormingen, welke desnoods een nieuwen grondslag zouden hebben gegeven aan de de samenwoning van de Vlaamsche en Waalsche volksgemeenschappen in den Staat België. Deze bedoeling komt me des te aanneemlijker voor dat Minister Spaak reeds vroeger in een ophefmakend interview met den Heer Raymond De Becker, verklaarde dat hij voor dergelijke oplossingen niet zou terug deinzen. In vele Vlaamsche kringen wordt betreurd dat hij zijn aanvankelijk opzet niet is trouw gebleven. Ik kan deze zienswijze niet deelen. In een tijd van gisting en van ontreddering als deze waarin we leven, is het gevaarlijk de deur voor een grondwet ter herziening op een kier te zetten, vooraleer het oogenblik is aangebroken om in te stappen.
De heer Van Zeeland heeft reeds dezelfde fout begaan wanneer hij bij de regeeringsverklaring van 1936 sprak van hervormingen die voor een lange toekomst het uitzicht van het openbaar leven in België zouden kunnen beïnvloeden. Gelukkiglijk betrof deze toespeling slechts hervormingen die wel de uitoefening van de staatsmacht raken, maar die in het volksgemoed minder ontroering verwekken dan het nationaliteitenvraagstuk. Zij werd dan ook spoedig vergeten bij de meer luidruchtige betwistingen welke, helaas, de vruchtbaarheid van het tweede Ministerie Van Zeeland hebben bedorven. Het was niettemin zijnerzijds een fout zich zoo ver te wagen, zonder dat de vraagstukken welke hij bedoelde voorafgaandelijk tot rijpheid waren gebracht. Ik meen deze voortvarendheid voor een gedeelte te mogen toeschrijven aan het ongeduldig verlangen dat een jonge en krachtige, maar ook minder ervaren Eerste-Minister moet gevoelen om zich door groote verwezenlijkingen spoedig te doen onderscheiden. Ook Minister Spaak schijnt aan deze jeugdopwellingen geen weerstand te hebben kunnen bieden en opende op zijn beurt het vooruitzicht op een mogelijke grondwetherziening. Gelukkiglijk heeft hij op het laatste oogenblik, het nationaliteitenvraagstuk daarvan uitgeschakeld en zich beperkt bij de proceduur tot onderdrukken van de persmisdrijven. Indien de regeering haar plicht verstaat, zal zij alles doen wat moge- | |
| |
lijk is om, zonder grondwetswijziging een einde te stellen aan alle taalmoeilijkheden en aan elken ongezonden naijver tusschen beide volksgemeenschappen. Moest het echter ooit noodzakelijk blijken de grondwet met deze zaak te bemoeien, laat het dan zijn na zorgvuldig voorafgaandelijk overleg en zoo diskreet mogelijk geschieden.
De naam van den heer Spaak werd een paar jaren geleden met nadruk, samen met dezen van den heer Van Zeeland genoemd, in verband met de mogelijke stichting van een nieuwe nationale partij, welke hare rekruten zou halen uit de drie traditioneele hoofdpartijen. Dit vermoeden hield verband met zekere verrassende verklaringen welke de heer Spaak en ook de heer De Man toenmaals hebben afgelegd over het nationaal karakter van het socialisme. Ik geloof niet dat men van den heer Spaak moet verwachten dat hij zal overgaan tot een nieuwe prtijformatie. Hij heeft achter zich den steun van een sterk georganiseerde en talrijke partij en men behoeft er niet aan te twijfelen dat hij, als leider, den heer Vandervelde praktisch aan het hoofd van de Belgische Werkliedenpartij heeft vervangen. Maar deze partij zelf verkeert niet meer in dezelfde gemoedsstemming als toen de heer Vandervelde niet alleen haar politiek leider, maar ook haar geestelijke bestuurder was. De socialistische partij heeft vaarwel gezegd aan de marxistische revolutionnaire opvattingen. De verklaringen welke de heer Spaak bij gelegenheid van zijn aantreden als Eerste-Minister in de Kamer heeft afgelegd tegen den klassenstrijd, beantwoorden aan de gevoelens van de meerderheid zijner collega's, wat Vandervelde ook dienaangaande moge beweren. De socialistische partij verklaarde zich tot een regeeringspartij, niet alleen bij monde van den heer Spaak, maar van de H.H.L. Piérard, Eeckelers en anderen, en wij mogen aannemen dat wanneer de heer Spaak verklaarde dat zijn regeering de openbare orde zou weten te handhaven op dezelfde wijze als dit bij iedere vroegere regeering gebeurde, of wanneer hij zijn standpunt op nationaal gebied te kennen gaf, hij zeker was geen verloochening van de meerderheid van zijn partij te moeten vreezen. Deze evolutie is onbetwistbaar gelukkig, van algemeen stand- | |
| |
punt gezien. Van partijstandpunt uit maakt zij den heer Spaak tot een gevaarlijker tegenstrever dan de oude
patroon. Onder zijn leiding wordt de socialistische partij tot een politieke groepeering welke hare vangarmen zal trachten uit te strekken tot zeer verre in de rangen van de liberale partij en zelfs tot in de rangen van onze katholieke gelederen. De katholieke partij zal het alleen te wijten hebben aan haar inwendige verdeeldheid en de krachteloosheid van haar optreden indien zij zich aldus eensdaags een taak van nationale leiding die haar was weggelegd ziet ontsnappen.
***
Men heeft in de laatste jaren veel gesproken van staatshervormingen, maar er is van dat alles nog maar weinig in huis gekomen, zelfs op het gebied van ernstig studiewerk. Het beste wat op dit gebied als geheel werd geleverd zijn de studiën van de C.E.R.E. (Commissie d'Etude pour la Réforme de l'Etat), welke verschenen zijn in een lijvig boekdeel.
De groote fout is ook ditmaal geweest dat men zich te gemakkelijk heeft ingescheept op groote vernieuwingsgedachten, waarvan men noch de waarde noch de bereikbaarheid met zorg had onderzocht en de mogelijkheden verwaarloosd heeft, welke bij de hand lagen en waarvan de verwezenlijking zijn gelukkigen invloed reeds lang had kunnen doen gevoelen. In de gedenkwaardige rede, welke Koning Leopold III uitsprak ter gelegenheid van zijn eedaflegging, verklaarde hij: ‘Onze instellingen zijn soepel genoeg om te kunnen worden aangepast bij alle behoeften van deze nieuwe tijden’. Dit was een zeer wijs woord, maar men moet het ook zijn volle beteekenis geven. Onze volgende regeeringen hebben sedert den oorlog veel noodbesluiten genomen, de Kamers hebben alle mogelijke uitzonderingswetten gestemd, men heeft op finantieel en economisch gebied alle soorten van lapmiddelen gebruikt, maar op echte hervormingen, welke van aard zouden zijn om het gezag van den Staat te verstevigen, het werk van de uitvoerende macht te verbeteren, of een beter evenwicht in ons economisch leven te
| |
| |
verzekeren, zijn we nog steeds wachtende. Het ontwerp van Staatsraad, dat met zooveel schuchterheid bij de Kamer werd ingediend, is nog hangende bij den Senaat. De bedrijfsordening is nog steeds in het stadium der voorbereidende studiën. De herziening van ons gemeentelijk en provinciaal statuut en meer bijzonder de zoo weldoende benoeming van beroepsburgemeesters, welke door hun bekwaamheid en onafhankelijkheid werkelijk leiders zouden wezen, in den vollen zin van het woord, van onze gemeentelijke besturen, zijn vraagstukken welke men ternauwernood met luider stemme durft uitspreken. Met evenveel traagheid hebben we de regeering de hand zien slaan aan het essentieele werk van de vernieuwing en van de verbetering van onze centrale overheidsdiensten en aan de hervormingen, welke noodig zijn om onze staatkundige eenheid voorgoed met onze cultureele ethnische tweevoudigheid te verzoenen. Geen van deze vraagstukken vraagt een grondwetherziening om tot een goed einde te worden gebracht door een regeering die plicht- en doelbewust is; maar alle vereischen onze aandacht, indien we den toestand van ontreddering en van onbehagen, waarin ons openbaar leven thans verkeert stilaan willen te boven komen.
In de volgende kroniek zullen we ons een oogenblik begeven op het gebied van onze buitenlandsche politiek.
|
|