| |
| |
| |
Boekbespreking
Middeleeuwsche Glose op het Pater en het Ave (XIVe eeuw). - Uitgegeven en met aanteekeningen voorzien door D.A. Stracke S.J.
De verdiensten der Vlaamsche Paters Jesuieten op het gebied der Middelnederlandsche geestelijke literatuur kunnen niet overschat worden. Zij alleen bezitten die stevige philologische onderlegdheid en theologische vorming om het delicate pionnierswerk te verrichten in het vergeten land der Vlaamsche mystiek en om ons weer terug in het bezit te stellen van een groot en het mooiste gedeelte van ‘ons geestelijk erfgoed’. Dit commentaar op het Vaderons en het Wees Gegroet (geschreven voor ‘simpele’ menschen), waarvan de schrijver door den geleerden uitgever nog niet kon geidentificeerd worden, geeft een hoogen dunk van de theologische kennis en begripsvermogen van den Vlaming in de XIVe eeuw. In een korte inleiding situeert P. Stracke den schrijver volgens woordkeus en klankleer, als Zuid-Limburger. Alhoewel de uitgave diplomatisch is, kan men ze met behulp der voetnota's vrij makkelijk lezen en verstaan. Het is wonderlijk hoe dit oude commentaar vergezichten opent in het gebed dat zooveel geslachten dagelijks sinds twintig eeuwen hebben gepreveld. En de niet geloovige moet getroffen worden door de poëzie van dit eenvoudig gebed waarvan de middeleeuwsche tekst de diepzinnigheid van belicht.
| |
De Middelnederlandsche Tauler. - Handschriften door Dr. G.I. Lieftinck. - J.B. Wolters.
Dr. Lieftinck levert hier een uitgave van allerlei sermoenen en tractaten, die in de Middeleeuwen op naam van den Duitschen mystieker in onze kloosters in het Dietsch verspreid waren en ook van enkele anonieme mystieke tractaten, die in de handschriften tusschen de werken van Tauler waren opgenomen. Zoo is dit werk van den geleerden uitgever een belangrijke bijdrage om een gedeelte van ons oud cultuurbezit weer terug in de belangstelling te brengen en in het bereik van eenieder. Dr. Lieftinck blijkt een leerling te zijn van wijlen Prof. De Vreese en naar diens voorbeeld gewerkt te hebben. Deze uitgave munt dan ook uit door een strengwetenschappelijke behandeling der handschriften. Wat nu de teksten zelf betreft, hetzelfde onderwerp blijkt steeds terug te keeren in deze verhandelingen: de nietigheid van het aardsche leven zonder bovennatuurlijk leven, het drillen van het leven naar het zoeken van God in de ziel. Soms wordt dit betoogend uiteengezet, soms worden onzegbare belevingen aanschouwelijk voorgesteld in een taal die het werk tot kunst verheft. Uit dit alles blijkt wel het hooge intellectueele peil der vrouwenkloosters van dien tijd. De uitgave is zeer verzorgd.
P.L.
| |
Oerloy der ewigher Wijsheit van Henricus Suso O.P. - Uitgegeven door Zr. Dr. Hildegarde van de Wijnperse. Wolters.
Dit werk is een uitgave van de Dietsche vertaling van het Horlogium Sapientiae van Suso, leerling van Meester Eckhart. Het is een opwekking tot godsdienstiger leven door de overweging van Christus' leven en lijden. Suso door zijn diepe ontroering en lyrische schoonheid vond veel gehoor in de vrouwenkloosters van dien tijd. Waarschijnlijk werd het dan ook in het Dietsch vertaald ter intentie der nonnenkloosters van ons land. De geleerde uitgeefster leverde in 1926 reeds
| |
| |
een eerste deel dezer zeer oude vertaling. Men kan enkel de wetenschappelijke zorg van deze uitgave loven. Het is verheugend hoe ook in het Noorden de belangstelling voor onze zoo rijke mystieke literatuur der Middeleeuwen schijnt te bloeien. Niet enkel de wetenschap, ook ons katholiek patrimonium zal er baat bij vinden.
P.L.
| |
G. Engelberg: Lotsschakeering. - De Sikkel.
Deze niet onverdienstelijke eersteling wil de ondergang uitbeelden van kinderen van het land in de stad. Eerst trekt de zoon Fik naar de stad en wordt er beursman. Zijn zuster Fien, getrouwd met Pol, zoekt haar geluk ook in de stad, nadat Pol door een ongelukkigen val blind geworden is. Alleen Fien, de andere dochter is getrouwd, heeft kinderen, wroet en werkt en zet de gezonde traditie van het boerenleven voort. Het leven van Fien wordt dan beschreven in de stad, tot ze tenslotte in het hospitaal terecht komt, afdeeling venerische ziekten. De schrijver is veel minder thuis in de stad dan op het land, en zijn steedsche figuren als Andersen en Steverlinck zijn zeer onwerkelijk. Hoe dat men van een boerin van 25 jaar nog een ‘geziene’ figuur kan maken in de elegante wereld, daar zwijgt de auteur heel wijselijk over. Maar zelfs de boerenfiguren zijn niet genoeg geïndividualiseerd en de gebeurtenissen al te symbolisch. Zij schijnen meer hun ontstaan te danken te hebben aan de thesis die er achter zit dan aan den scheppingsdrang. Dit werk is weer een bewijs hoe Walschap woedt in onze literatuur. Wat Walschap met veel virtuositeit aanwendt: die plotse overgang in de directe rede wordt hier te pas en te onpas gebruikt zoodat de stijl er buitengewoon slordig en familiair begint uit te zien. Zoo bijv.: ‘De dokter kan er nog niets van zeggen. Neen dat kan hij niet, Door, nu niet. Donderdag’. De auteur beseft nog niet genoeg de waarde en beteekenis die elk woord wint door zijn spaarzaam gebruik. Een phono-opname van de smakelijke boersche taal heeft met kunst niets te maken.
P.L.
| |
C. De Dood: De Profeet. - Wereldbibliotheek.
Een zeer boeiend verhaal van een jongen te Amsterdam, die om zijn moeder en zusje te helpen zich als profeet laat gebruiken door een pseudo-theosofische secte. Er komt een zeer aardige schildering naar het leven van het Joodsche wereldje te Amsterdam bij te pas, wij kunnen er haast de bekende stembuiging der Amerikaansche Joden in hooren. Ook de bladzijden over de dwepende secten van het modern bijgeloof zijn bizonder geestig. Het tragisch einde van den profeet is een al te plotse breuk met den humoristischen toon van het voorafgaande en lijkt mij stilistisch een fout. Al blijkt de profeet, waar het betreft zijn kinderlijke plichten, een zeer edel geaard mensch schijnt te zijn, op sexueel gebied heeft hij heelemaal geen scrupules, hetgeen een voorbehoud voor de lezing van dit werk wettigt.
P.L.
| |
Joost van den Vondel: Die Löwendaler. - L. Röhrscheid-Verlag, Bonn.
De 350 verjaring van Vondel's geboorte is ook in Duitschland een gereede gelegenheid geweest om Nederland's grootsten dichter te huldigen.
Althans in het Rijnland, waar hij geboren werd. De huldiging in Keulen b.v. droeg een zeer feestelijk karakter. Maar vooral verheugen we ons om de nieuwe vertalingen van Vondel's werk, die naar aanleiding dezer gedenkdagen verschenen. Thans is ook van de hand van Erna Sander-Rindtorff een vertaling verscholen van de Leeuwendalers, die uitstekend is.
V.
| |
Sören Kierkegaard: Vrees en Beven. - Uitg. De Gulden Ster.
Na ‘Angst’ werd ook ‘Vrees en Beven’ door S. van Praag uit het Deensch vertaald.
| |
| |
Kierkegaard was alleszins een zeer oorspronkelijke geest en een van Denemarken's meest vooraanstaande wijsgeeren. Kierkegaard was voorstander van een innerlijk, persoonlijk christendom. Hieruit volgt meteen dat dit boek slechts lectuur is voor oordeelkundige lezers.
Dr. V.
| |
Beb Vuyk: Duizend Eilanden, roman. - W. de Haan, N.V. Utrecht.
De geschiedenis van een jongen, wiens rijk geworden ouders er op staan dat hij hoogeer studies zal doen, hoewel aanleg geheel ontbreekt. Op raad van een medestudente, meisje dat Indië kent, gaat hij in de tropen zijn geluk beproeven. Ondanks vele teleurstellingen en soms bitter heimwee, ondergaat hij de charme van het vrije leven en krijgt men den indruk dat hij zal overwinnen. Dit alles buitengewoon knap, ik zou bijna zeggen zakelijk geschreven. De schrijfster kent Indië door en door.
Een mooi boek.
V.K.
| |
Dr. Fl. Prims: Antwerpiensia 1936. - Uitgave De Vlijt. Antwerpen.
Het jaarlijks verschijnen van een nieuwen bundel Antwerpiensia is zoo stilaan een traditie geworden; we krijgen hier dan ook de 10e reeks! Andermaal worden hier gebundeld de artikels, die E.H. Prims geregeld liet verschijnen in de Gazet van Antwerpen; in feite zijn het dus dagbladartikels, vlot en onderhoudend geschreven, niet te hoog van vlucht en dus genietbaar voor den doorsnee-lezer.
Ook de zeer verscheiden inhoud is hierdoor te verklaren. Al sluiten de meeste artikelen aan bij de Geschiedenis van Antwerpen in de XVe eeuw, toch vinden wij hier ook weer een groote verscheidenheid van behandelde onderwerpen: zoowat alle uitingen van 's menschen bedrijvigheid worden aangesneden; met daarnaast een gansche andere reeks artikels, die hun ontstaan danken aan het toevallig ontdekken van nieuwe archiefstukken of aan plaatselijke historische gebeurtenissen.
Hoe verscheiden ook, toch hebben deze artikels hun belang, en stellig dragen zij bij om de Antwerpenaren meer inzicht te geven in de geschiedenis van hun stad en haar instellingen.
Dr. J.U.
| |
Marcel Malcor: Au-delà du Machinisme. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. 1937. - (Coll Questions disputées). - 18 fr.
Schrijver van dit merkwaardig boek bezit niet alleen de practische ervaring der zaken, maar tevens een degelijke, levende, katholieke wijsgeerige vorming. Dank aan zijn enge betrekkingen met het industrieel leven kon hij vaststellen dat de vooruitgang van den handel en van de techniek in de productie, nadeelig werken ten opzichte der menschelijke waarden. Lang vóór de crisis, waaruit we nog niet geraakt zijn, losbrak, had hij ze voorspeld, omdat hij sedert geruimen tijd de diepe oorzaken er van had ontwaard. Deze crisis is het gevolg van een essentieele verwarring. De economische bedrijvigheid werd aanzien als kunnende automatisch door werking van de concurrentie en van de prijzen op de verschillende markten worden vastgesteld. Ook dacht men dat het machinisme zich vrij mocht ontwikkelen buiten alle moreele, corporatieve of staatsregeling om, en meer rijkdom voortbrengen, die beter en beter zou worden verdeeld. Heden echter fonctionneert het machinisme niet meer. Men was vergeten dat rijkdom en machien ten dienste van den mensch moeten staan, en niet omgekeerd. Deze moreele verwarring brengt de economische verwarring voort.
In zijn boek bestudeert schrijver twee vraagstukken, die met elkander overigens in verband staan: het humaniseeren van een economischen ruilhandel, en het huma- | |
| |
niseeren van het machinisme. Zijn argumentatie is zoowel critisch als opbouwend. Door treffende voorbeelden toont hij dat handel uitsluitend op de wet van prijzen en profijt gebaseerd, nadeelig wordt voor onzen meest dichtbije naaste. 't Zou, b.v. voordeelig voor de Fransche handelaars en verbruikers zijn, vrij het Argentijnsche graan te mogen aankoopen, maar zoo doende, zouden ze 18 millioen Fransche landbouwers ruïneeren. - De menschelijke wet van den ruilhandel is niet de prijs, maar wel de rechtmatige prijs, die rekening houdt met de belangen van alle ruilers. Daartoe is eene dubbele hervorming noodig; eene moreele hervorming - door schrijver in 't voorbijgaan aangeduid - die het leven met de princiepen van christelijke liefde en rechtvaardigheid doordringen moet; en eene hervorming der instellingen. Deze zouden corporatief moeten ingericht worden, en onderling den rechtmatigen prijs vaststellen. Dit zou geen autarchie zijn, maar het corporatief inrichten van het land. De handel met het buitenland, noodzakelijk en heilzaam, moet volgens dezelfde princiepen door akkoorden geregeld worden.
Zeer origineel zijn de uiteengezette thesissen, steunend op technische bewijsredenen, die we hier niet kunnen bespreken. Laat ons hopen dat dit boek ernstig in speciale tijdschriften zal besproken worden. Malcor wijst den goeden weg aan. Hoogtijd is het de plaats die hem in het voortbrengen van den rijkdom en de ontwikkeling der techniek aan den mensch terug te schenken. Het is de eerste na God.
FERNAND DESCHAMPS.
| |
Comte de Liedekerkë: La dernière guerre de religion. - Préface de Ch. du Bus de Warnaffe, membre de la Chambre des Représentants, ancien Ministre de l'Intérieur. - Les Editions ‘Bloc’. Bruxelles.
Elken dag woedt die oorlog onder onze oogen, tusschen het geloof en zijne vijanden, tusschen de christene beschaving en de revolutie. Begonnen met de Hervorming, voortgezet door de Fransche Revolutie, gaat hij heviger dan ooit te werk sedert den groeten oorlog. Maar niet alleen in Rusland en Spanje vieren de booze machten hoogtij, in alle landen broeit revolutie, zijn de subversieve krachten aan 't werk om traditie en geloof, heel de christen beschaving ten onder te brengen. Meesterlijk belicht schrijver de filiatie van protestantisme, vrijmetselarij, revolutiegeest, socialisme, communisme, en toont hij hoe de vrijdenkende burgerij, uit haat voor de Kerk, de revolutie door socialisten en communisten nagestreefd, in de hand werken, zonder te begrijpen dat zij er het eerste slachtoffer van zal zijn. Heel duidelijk duidt hij insgelijks aan hoe, 't zij welke vorm van fascisme, niet anders is dan een extremisme van links, zooals het communisme. De hoofdstukken ‘La franc-moçonnerie et le chaos moderne’, ‘La manoeuvre marxiste’, ‘La révision des idées’ zijn vol waarheid en klaar begrip van zaken en toestanden. Doch schrijver is niet verblind over de zwakheden of fouten eener parlementaire regeering. zooals deze voor het oogenblik opgevat wordt, en wijst de middelen aan die, volgens hem, alleen in staat zijn, om de maatschappij zoowel in ons land als elders, weer tot orde en kalmte te brengen, met de medewerking van allen, volgens de eeuwige wetten van leven en evenwicht.
Een leerzaam, zeer interessant boekje, die allen die in 's lands toekomst belang stellen, zouden moeten lezen en mediteeren.
T.
| |
Madeleine Vivan: Village noir. - Rieder. Paris. - 16.50 fr.
Etienne, een jongen uit een gering gezin, wordt schoolmeester; hij huwt een meisje zonder fortuin, maar van adellijk geslacht, die hem een tweeling schenkt, Pierre en Andrée, en kort daarop sterft. Etienne wordt al meer van het aardsche
| |
| |
onthecht: hij is een soort leeke heilige, een christen zonder geloof, die zich meewarig over zijn lijdende broeders buigt en stilaan de steun en de raadsman wordt van het ‘zwarte dorp’, rond de groote fabrieken geschaard. Zijn kinderen groeien op als jonge heidenen, buiten alle notie van moreele plicht.
Er zijn schoone en frissche bladzijden in dit boek, vooral in het eerste deel; doch het geheel, met zijn pacifisme en gebrek aan een vaste lijn, is wat lang en kleurloos, zonder veel merg of ruggegraat.
T.
| |
Claire Sainte-Soline: Les Sentiers détournés. - Rieder. Paris. - 18 fr.
Het zijn inderdaad groote omwegen - en zelfs erg kromme wegen - welke de personen van dezen roman inslaan om het geluk te zoeken: een waschvrouw die, op zestigjarigen leeftijd, nog naar liefde en avonturen verlangt, en het slachtoffer wordt van een deugniet, die reeds met een andere vrouw leeft, en daarbij een minderjarig meisje in 't verderf brengt. Op het tweede plan een schilder en zijn vrouw, die geen kinderen willen, en eindelijk vaneen gaan; een russisch beeldhouwer met zijn minnares, die wel kinderen krijgen, maar geen tijd vinden om hun toestand te regulariseeren. Verder een aantal schooiers, leegloopers, mislukkelingen, uitschot der maatschappij.
Een weinig aantrekkelijk boek, trots het onbetwistbaar talent, de goed getypeerde karakters, de werkelijke opmerkingsgaven.
T.
| |
Th. Hénusse: Conférences. - Coll. Durandal. - Hors série. - Bruxelles. - 10 fr.
De welsprekendheid van P. Hénusse is bekend; in zijn sermonen, zoowel als in zijn voordrachten toont hij zich een hoogbezielde redenaar. De zes voordrachten in dit boek samengebundeld zullen door velen met nut en genoegen worden gelezen. Vooral de tweede ‘Joie païenne et Tristesse chrétienne’, hangt een treffend tafereel op der oudheid en der christen maatschappij, met de zoo tegenovergestelde levensopvatting, de zoo zeer verschillende moreele atmosfeer.
L.D.
| |
Odoric de Pordenone: De Venise à Pékin au moyen-âge. - (Coll. ‘Les beaux Voyages d'autrefois’). Préface de René Grousset, conservateur du Musée Cernuschi. - Pierre Téqui. Paris.
In 1296, juist na den terugkeer van den vermaarden Marco Polo, vertrok Odoric geboren te Pordenone, in den Frioul, naar Pékin en doorkruiste heel Azië. Over die eerste reis weet men overigens maat weinig. In 1314, toen hij ongeveer 50 jaar was, ondernam hij zijn tweeden tocht naar het verre Oosten, en ditmaal ging de reis uit Venetië, over de zee. Ditmaal hield hij er een dagboek op na, waarin hij alles noteert van hetgeen hem belangrijk schijnt, maar ook alle details aangaande de reis, die aan andere missionnarissen of reizigers van dienst kunnen zijn. Dit relaas is het dat nu in 't Fransch wordt uitgegeven; en dat reisverhaal van over zooveel eeuwen is echt onderhoudend om lezen.
L.D.
| |
Alphonsine Bailly-Guyard: Présente!... - Maison Aubanel Père. Avignon. - 14 fr.
Een roman uit de Fransche Revolutie. Een drama van liefde en haat, ijverzucht en verraad, van verdediging en sacrificie. Zeer goed geschikt voor volksbibliotheken.
T.
| |
| |
| |
Raoul de Mauvoisin: L'Agent de Liaison. - Lettre-préface de M. Henry Bordeaux de l'Académie Française. - Aubanel Père, Avignon. - 7 fr.
Gerard komt zwaar verminkt uit den grooten oorlog. Heeft hij het recht nog de jonge Ginette te huwen. En zijzelve, zal zij de noodige toewijding en liefde hebben om zijn vrouw te worden? Een valsche vriendin tracht te vergeefs ze te scheiden. Ze zullen trouwen, en hun zoon, een buitengewoon begaafd en gevoelig kind, wordt later priester. Nogal opgeschroefd en gevoelerig.
T.
| |
Moline: La Crosse et l'Epée. - Aubanel Père. Avignon. - 12 fr.
Deze roman speelt in de Middeleeuwen, ten tijde van Godfried van Bouillon en van de heldendaden en onderlinge twisten der ridders. Verwikkelingen van haat, wraak, berouw, egoïsme en liefde, in het noodzakelijk kader van burchten en onderaardsche gevangenissen, onverbiddelijke slotvoogden en allerschoonste burgvrouwen, en de meest sensationeele gebeurtenissen. Op het einde komt gelukkig alles goed.
T.
| |
Ouke Servais: Kinderen die over zijn. - Hollandiadrukkerij, Baarn.
Dat dit nieuwe boek van Ouke Servaes reeds in derden druk verscheen, verheugt me zeer. Het volgt haar vorig werk ‘Kinderzaal’ dat reeds aan een 7e uitgave is, op de hielen. Het heeft weinig nut ons af te vragen of deze verhalen werkelijk, zooals ze worden aangekondigd, behooren tot de roman-literatuur. Wat doet het er eigenlijk toe. ‘Kinderen die over zijn’ is een alleszins vlot en boeiend geschreven verhaal over het leven, de hebbelijkheden en eigenaardigheden, de gevoeligheid en soms de onbewuste wreedheid van jonge kinderhartjes. Dit boek is de vrucht van een rijke ervaring en een zeer liefdevolle belangstelling en toewijding.
V.
| |
Eve Curie: Madame Curie, haar leven en werk. - Geautoriseerde bewerking uit het Fransch van Willy Corsari. - Uitg. H.L. Leopold's Uitg. Mij, Den Haag.
Met tact en met groote liefde en vereering heeft Eve Curie het leven van haar moeder geschreven. Deze gereserveerdheid en deze eenvoud beantwoorden zeker aan den geest en het verlangen van deze merkwaardige vrouw, de eenige van alle beroemde menschen die volgens Einstein, door den roem niet is bedorven. Het zou juister geweest zijn indien Einstein eenvoudig had beweerd dat ze een van deze weinige vrouwen is geweest, zonder onrechtvaardig te veralgemeenen, maar Madame Curie is onbetwistbaar geweest een zeldzaam voorbeeld van weten en bescheidenheid. Van weten niet alleen, het was scheppend weten en voorvoelen. Zij heeft van de wetenschap gehouden, alleen om de wetenschap wille, en toen zij haar taak vervuld had, niet voor louter theoretische waarden, maar ten dienst van de menschheid, werd zij in allen eenvoud uitgedragen naar haar laatste rustplaats.
Het is een waardevol boek, dat met gespannen doch bedwongen ontroering is geschreven.
Dr. K.
| |
Lambrecht Lambrechts: Limburgsche Liederen. - Uitg. door de Commissie van het oude Volkslied.
Lambrecht Lambrechts is in de eerste plaats geweest een propagandist van het Vlaamsche lied: als dichter en zanger en conferencier. Hij is geweest: de varende Limburgsche zanger. Hij heeft gezocht en gezant naar wat et nog aan schoonheid zong in ons Volk en het is uit zijn nagelaten aanteekeningen dat de Commissie van het oude Volkslied - tekst en muziek - heeft saamgelezen.
E.
| |
| |
| |
Marie Noël: Les Chansons et les Heures. - Edition Nouvelle. Librairie Stock.
Er zijn dichters wier verzen de diepere geheimenis dragen van een nachtegalenlied in het mysterie van den nacht. De verzen van Marie Noël zijn als het klare gefluit van een merel in den morgen. Ik zou evengoed kunnen zeggen dat ze zijn als het klare en rustige water van een vliet tusschen den frisschen bloeienden eenvoud van zijn oevers. Wellicht was de lof die abbé Bremond over Marie Noël schreef te lyrisch en te hoog gestemd, maar haar verzen zijn: poëzie, zuiver en gaaf, van tijd en vorm:
J'ai vécu sans le savoir,
Le matin, le jour, le soir
Tournaient sur la mousse.
Les ans ont fui sous mes yeux
D'un bout à l'autre des cieux
Fuient les hirondelles...
Marie Noël had als motto voor Les Chansons et les Heures dit vers van Marie von Abner Eschenbach kunnen kiezen:
Es liegt darin ein wenig klang,
Ein wenig Wohllaut und gesang
| |
Richard De Cneudt: Verzen. - Uitg. De Sikkel, Antwerpen en de N.V. Wereldbibliotheek, A'dam.
Deze verzen, een keur, in herziene uitgave uit: Gevoel en Phantazie (1895), Van Dichterleven (1898), Wijding (1902), Naar lichtende Wegen (1912), De Stille Bloei (1926), werden saamgelezen en in opdracht van het Hulde-comité uitgegeven naar aanleiding van De Cneudt's 60n verjaardag.
Een sterke poëtische persoonlijkheid is De Cneudt niet; en het feit dat hij gedurende een kwaart eeuws, samen met Cesar Gezelle en E. Van Offel als een representatieve figuur der VI. letterkunde na Van Nu en Straks in haast alle Hollandsche literatuurgeschiedenissen werd vermeld, bewijst eenvoudig dat de heeren zich niet eens de moeite gaven kennis te nemen van wat in Vlaanderen gedaan en gedicht werd en, met een sereen gemoed, elkander napraatten. R. De Cneudt was echter wel een verdienstelijk dichter die zijn bescheiden taak met eere vervulde. Hij heeft de kleine vreugden bezongen die liggen binnen het bereik onzer oogen: de schoonheid der dingen rondom ons, de teere verhouding van twee menschenkinderen die hun leven paren en de beproeving en het leed waaraan geen leven kan ontkomen. Deze poëzie draagt een groote goedheid en adel des gemoeds in een rustig en welluidend rythme.
Het poëtisch werk van R. De Cneudt vertoont bovendien een geleidelijk stijgen naar eenvoud en verdieping.
C.
| |
Heine: Ideeën. Het boek Le Grand. Vertaald door Nico Van Suchtelen. - Uitg. Wereldbibliotheek, A'dam.
| |
| |
Het Buch der Lieder kennen we allemaal, althans de mooiste gedichten daaruit. Maar het Boek Le Grand wordt thans nog slechts door weinigen gelezen. Het is een vreemd en raadselachtig hoek, maar het is van beteekenis voor wie Heine's wezen begrijpen wil.
D.W.
| |
A. W. Grauls: Arabische Lyriek. - Uitg. De Bladen voor de Poëzie, Mechelen.
De Arabieren hebben twee voor de poëzie beslissende eigenschappen: een gloeimde verbeelding en zin voor rythme. De Arabische dichter was echter niet in de eerste plaats, naar onze moderne opvatting, de schepper van schoonheid, hij was vooral: de wijze, die gids was voor zijn volk. De gedichten door A.W. Grauls vertaald en saamgelezen stammen meest alle uit de bloeiperiode der Arabische literatuur, die der Ommegaden en der Abassieden. Luister even naar dit kleine gedicht, dat spant van poëzie als een druif van haar sap:
Toen ik beiden op den grond zag slapen,
had ik ze gaarne als een bed,
mijn oogenwimpers aangeboden,
of palmen over hen gezet:
Twee halve manen in den hemel.
Twee zonnen op het middaguur.
In 't gras twee slapende gazellen.
Twee bloesemtakken even puur.
| |
Hendrik De Leeuw: Onze West. - Vertaald door J. Kuylman, met teekeningen van den schrijver. - Bandontwerp Wim A. Weynman. Uitg. Wereldbibliotheek, A'dam.
H. De Leeuw is een ver-amerikaniseerde Nederlander; d.w.z. naar de taal, maar de liefde voor het vaderland en de overzeesche bezittingen is levend gebleven in hem. Sedert een kwart eeuw is hij werkzaam in Amerika en publicist; en hij verwierf et naam door zijn boeiende beschrijvingen van vreemde landen en volken. Deze uitgave ‘Onze West’ is eigenlijk een keuze uit twee andere in Amerika verschenen werken van H. De Leeuw: ‘Crossroads of the Caribbean Sea’ en ‘Crossroads of the Buccaneers’; het zijn de hoofdstukken die handelen over de Nederlandsche Bezittingen in Amerika, de Nederlandsche ‘West’.
Een boeiende en alleszins belangwekkende uitgave.
V.
| |
E. Gilson: Le réalisme méthodique. (23 x 14, 104 blz.). - Cours et documents de Philosophie. - Paris. Téqui. 1936.
Sedert het verschijnen van dit werkje hebben talrijke discussies onder neo-scholastieken de uitzonderlijke waarde van Prof. Gilson's beschouwingen in het voorplan van de belangstelling geschoven. In een taal, vol leven en beweging, weerlegt de gevierde professor de opvattingen van Kardinaal Mercier in zake kennis van de buitenwereld en bekampt de door Mgr. Noël voorgestelde oplossing: onmiddellijk zouden wij ons in verband voelen en oordeelen met iets dat van ons bewustzijn verschilt. Wij meenen niet dat de stelling van Mgr. Noël door M. Gilson weerlegd werd: in elk geval heeft de Leuvensche hoogleeraar nog in zijn ‘Réalisme immédiat’ (1938) op schitterende wijze de Critieken van zijn collega aan het Collége de France beantwoord. Van blijvende waarde zijn de oorspronkelijke en diepzinnige
| |
| |
hoofdstukken waarin Prof. Gilson zijn eigen opvattingen van de realistische methode uiteenzet en waarin hij het ‘Vade-mecum du débutant réaliste’ in een dertigtal bondige en springlevende alinea's schetst als een tegenhanger van het ‘Discours de la Méthode’. Klein van omvang is het werkje van Prof. Gilson groot van beteekenis: in de bloeiende philosophie voor dewelke de Middeleeuwsche traditie - aangevuld door het moderne denken - haar waarde blijft behouden, bekleedt dit meesterlijke essay, naar allen oordeel, een eereplaats.
E. DE BRUYNE.
| |
M.T.L. Penido: La Conscience religieuse. - Essai systématique suivi d'illustrations (23 x 14, 252 blz.). - Cours et documents de Philosophie. - Paris. Téqui. 1936.
Dit werk is o.i. een der allerbeste studiën over de godsdienstpsychologie, verschenen van Fransche katholieke zijde. De auteur is professor aan de Universiteit Freiburg (Zwitserland). Zijn grondige kennis van de Duitsche vakliteratuur, zijn vertrouwdheid met de colleges van den beroemden Parijzer-professor P. Janet, samengaande met een sterke theologische scholing, komen duidelijk tot uiting in dit geleerd en kloekgebouwd werk dat een gezond intellectualisme verzoent met het ontgensprekelijk-juiste, dat bevat ligt in de zoogenaamde intuïtionnistische theorieën: in dit verband vestigen wij de aandacht op kap. IV: ‘Sur l'intuition naturelle de Dieu’. Hoofdstukken I en II zijn waardevol als historische en critische inleiding tot de moderne psychologie van den godsdienst, wat haar object, haar methoden, haar grenzen betreft. Hoofdstuk III vormt een merkwaardige psychophaenomenologische ontleding van het ascetisme. De paralogismen van P. Janet, zoowel als het freudiaansch fantaseeren worden er schitterend weerlegd in een studie die o.i. ontegensprekelijk het wezensverschil doet uitkomen tusschen het morbied en het gezond ascetisme. Hetzelfde oordeel dient geveld wat het verschil aangaat tusschen de eigenlijk christelijke bekeering en de andere conversies. Het Ve Hoofdstuk dat meer speciaal is, bestudeert het geval van een groote mystieke die tevens buitengewoon organisatorisch en zelfs commercieel aangelegd was, Mère Marie de l'Incarnation (1599-1672): een voorbeeld van monographische ontleding en van wetenschappelijk-nauwkeurige discussie.
Niet alleen voor theologen en voor psychologen doch voor al wie, theoretisch of practisch, eenige belangstelling voelt voor het zóó innig-menschelijk en mysterieus phenomeen van het godsdienstig leven, dient het boek van M. Penido warm aanbevolen te worden.
E. DE BRUYNE.
|
|