Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938
(1938)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
GedichtenGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 299]
| |
O neen! niet meer die ponjaard in zijn lenden.
Hij wringt zich schaterend los uit uw kuras.
Gij zult zijn lijf niet eeuwig schenden
want hij wil buitelen als een kind in 't gras.
Moet hij nog kampen? Vlug! hij zal de schorpioenen
met luide vloeken wurgen in zijn vuist?
Dan glimlacht hij en laat zich weer verzoenen
terwijl een jonge vrouw zijn armen kruist.
De wereld hangt te dansen voor zijn oogen
gelijk een glazen spiegelbal
Er komt een jacht van vogelen aangevlogen
en over 't water klinkt een ver geschal.
Is het een horen in den nacht? Hij luistert.
Kan 't zijn dat iemand hier zijn naam weer zegt?
Hij ziet de lip nog trillen die hem heeft gefluisterd
en zegent in zijn hals een geurge lokkenvlecht.
| |
[pagina 300]
| |
VI
| |
[pagina 301]
| |
Hij pijt en danst met lichten zwier
terwijl men u heeft uitgedragen.
Het huis staat ledig, zonder sier.
De deur draait rustig op een kier,
de speelman danst.... wat zou hij klagen!
Men meldt een ander passagier.
|
|