Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938(1938)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] Lisbeth van Thillo I De dronken bruid Ik heb vanavend zeer veel ouwe wijn gedronken ik was, o neen mijn lief, 'k was waarlijk niet beschonken alleen maar vreemd verward en teeder aangedaan zoodat ik dingen zei die niemand kon verstaan. Maar hadt gij me gehoord o jongen van m'n dromen ge waart me zeker zéér nabij mijn hart gekomen daar gij begrepen hadt dat 't enkel heimwee was dat mij weer telkens boog naar 't nauwgevulde glas. Maar geen bevroedde toen wat of het zeggen wilde toen ik van luiden lach tot triestigheid verstilde en wie was niet verwonderd om het felle leed dat zich zoo onverhoeds aan mijne lippen beet? O maatloos heimwee dat de kelk der dagen vult ik dronk uw droesem met een dwaas maar stil geduld maar nauw is 't glas geleegd of 't wordt weer volgeschonken en 'k drink weer zonder dorst nadat ik heb gedronken... [pagina 161] [p. 161] II Aan den rand Aan den rand der zee naar haar schoot gebogen nam de wind mij in zijn zouten hand waarom ben ik niet heengevlogen waarom bleef ik aan land? Omdat wie heenvliegt niet meer weer kan komen naar 't veilig land dat alle lasten draagt en dat ons bindt aan wie we in bevend schromen geven de liefde waar het eigen hart om klaagt. Omdat wij liever blijven zij 't ook op wankle voeten juist op de scheidingslijn, juist op de grens waar wij met eendre hoop begroeten 't strand der vervulling en de zee van onzen wensch. [pagina 162] [p. 162] III Zomerdroom Ik hang in den avond als een broos blond riet waarin een jonge god zijn stem en adem giet het wordt doorschijnend als klaar kristal dat stuk gesprongen zingen zal een bevend, droomverloren lied van een god in den avond bij het blonde riet. [pagina 163] [p. 163] IV Herfstlied Het hart wordt wild bij 't vallen van de blaren en voelt verrukt zijn diep verholen kracht, de boot rukt aan de kabels en wil varen dit is de boodschap die de Herfst ons heeft gebracht. Geen zon, geen bloemen meer maar luide, wijde winden die ons verlossen uit den warmen zomerban o laat ons nu de liederen wedervinden die niemand kent en ieder zingen kan. Wat is ons deel, verbranden of bevriezen, wij weten 't niet, elk kies' zijn eigen lot! Het is het heerlijk spel van winnen of verliezen kom, speel het vroolijk als een zorgelooze god! De herfstwind blaast, ai zie de blaren dansen, zij rijden op den storm den Winter tegemoet. Wij feesten met den dood en 't leven komt ons kransen met alle bloesems van ons dronken driftig bloed. Vorige Volgende