Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938(1938)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Albe (ps. van Abel Joostens) I Paradijsvogel 'n Paradijsvogel vloog verloren aan de horizon: 'n zwarte vlek op 't goud der zon. Met gebroken vederslag in de ontloken jonge dag. De gloed der zon werd hoog rood, toen viel de vogel dood op de horizon. Zeg niet van dees vogel: te trots was z'n reis, wellicht zat z'n nest nabij het Paradijs. [pagina 87] [p. 87] II 't Verlangen van de blinde De nacht is geworden éen vallende ster, die viel zo vèr, zo vèr verloren. Verlangen werd me geboren. De dag is geworden 'n niewe nacht, waarin ik weer wacht de gevallen ster; viel ze niet mijn verlangen tè ver? Zo nabij is nu de horizon zonder zon, zo sterk de drang en... waar de grens van m'n grenzeloos Verlangen? Kwam m'n dag maar als nacht weerom, 'n ster als zon, en toch ik weet dat ik dag èn zon: m'n Verlangen nooit vergeet. Want mij werd het Verlangen geboren naar de verloren gevallen ster, die viel m'n diep-donkere nacht tè ver. [pagina 88] [p. 88] III We dolven zoo stout We dolven zoo stout met wat zon op 't gelaat onze hoop was: goud, nietwaar, Kameraad? Hoe hard de karwei ik verhardde bij daad en dolf weer een kei... - Kom, moed kameraad. Wij houwen om goud aan het rijkste karaat en 't honderdvoud hoort ons, kameraad. Weer dolf ik een kei zonder gouden draad; een steriele karwei, zei mijn kameraad. Ik rustte ter groef met hoogrood gelaat; toen vroeg hij droef: moe, kameraad? [pagina 89] [p. 89] IV Al was ik tijdeloos Al was ik tijdeloos en van mezelf ontdaan een geur verschaalde bloem met ijlen kelk en schrompelig aangewreten blaân ik zou 't verwelken tot mijn laatste blad bestaan. Al brak ik als een oeverbloem over mezelve heen hoe treurig ook mijn weerbeeld en hergebroken na elken rimpel uit het water scheen, mij zou 't geloken leven in zijn laatsten bloei bevreên. Want op der winden zwaarste lied kreunt slechts het schrale en harde riet, wijl stil voldaan en uitgebloeid, der weelde naakt besnoeid, als in een ademduur van rust na 't scherpste wee sneeft haast onlijdelijk de hooge orchidee. Vorige Volgende