Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938(1938)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Droomen worden herboren Ik heb u lief, u, ruischen van de boomen, met al wat in een liefde zinnelijk is: gij zijt het pulverstof van oude droomen, dat samenzwermt in een hooge nis en door een andren wind wordt opgenomen, gij zijt het dempen van een grondeloos gemis, gij zijt de vlucht van engelen, die komen - ik beluister hun zwijgen, dat zingen is - bevrijd en ongehoorzaam, buiten hun ongenaakbaarheid, ten disch der stervelingen, zij die muiten om het vervluchtigen der lafenis onder de heete zon, die zij het leven noemen. Als het getril der vinnen van den zilvervisch zijn hun gebaren pril, zij roemen in hun licht de peis van onze duisternis. Hoe kunnen onze wereld, onze handen en onzen mond vervuld zijn van den geest - tot aan de zinderende randen, die door geen stilte zijn bereikt geweest - van dezen adem van het west-zuidwesten, gescheurd door elken kabel van het want, door jonge vogelbekken in hun nesten en elke toren van eenieders land. Deze adem door mijn bloed en deze boomen in eender ruischen, dat geen einde heeft; die met den spoelslag van mijn hart weer nieuwe droomen tusschen mijn voorhoofd en de kruinen weeft. jan vercammen. Vorige Volgende